Opleiding MBO SD: sociale dienstverlening.
Deze opleiding was ik al begonnen toen ik nog op de Maartenskliniek zat. De opleiding zat in een oud gebouw met een enorme monumentale trap voor de ingang. Het klaslokaal van onze groep bevondt zich op de zolderverdieping: nog eens drie trappen omhoog.
Tillen
Mijn studiegenoten hebben me twee jaar lang alle trappen op en af gedragen. Ze waren allemaal veel ouder. De meeste hadden al een baan, woonde samen en deden dit als bijscholing. Op deze opleiding was ik behoorlijk onzeker. Na jaren op een internaat gewoond te hebben bevond ik me nu in de echte wereld. Ik wilde de instellingen waar ik jaren gezeten had (bijvoorbeeld de Sint Maartenskliniek) tot de grond toe afbranden en de positie van mensen met een handicap in de samenleving versterken. In 1976 had ik gelezen dat gehandicapten ook mensenrechten hadden. Dat was mijn drijfveer om door te gaan. Integratie, gelijke rechten en deelnemen aan de samenleving waren kernwoorden voor mijn strijd. Ik was enigszins gefrustreerd dat ik geen verandering had kunnen aanbrengen binnen het internaat en heb toen maar besloten dat ik als professional de wereld ging veranderen.
Zachte heelmeester maken stinkende wonden!
Maar tijdens deze onze opleiding moest ik eerst door mijn eigen angsten, verdriet en woede heen om andere mensen te kunt helpen. Buiten vakken als sociologie, rechten en filosofie waren de vakken psychologie, groepswerk en sensitivity training, RET en politiserende hulpverlening. Deze warencvooral gericht op eigen ervaring en mensen aanzetten om iets aan hun eigen situatie te verbeteren. Daarnaast hadden we groepsactiviteiten zoals bio-energetica en lichaamsgericht werken. Iets wat toch wel heel dicht bij mijn eigen grenzen kwam. ‘Blijf van mijn lijf’ was iets wat na jaren van onteigening van mijn lichaam in ziekenhuizen mijn lijfspreuk was geworden.. De eerste 1 ½ jaar heb ik me dan behoorlijk onzichtbaar gemaakt en iedereen die ook maar het woord handicap, gevoel, emotie of acceptatie aan de orde wilde stellen in de groep wist ik met een grap weer op andere gedachte te brengen. Ik was nu hulpverlener en geen patiënt was steevast mijn antwoord.
De ommekeer
De grote ommekeer kwam toen een van onze medestudenten Ton voorstelde om een gezamenlijke overlevingstraining te doen. Ton werkte bij Outward Bound een trainingscentrum voor overlevings-trainingen voor zeevarende. Natuurlijk werd er gesproken over mijn beperkingen en hoe we daar met onze groep mee om moesten gaan. “Geen probleem, ik hou wel van avontuur” dacht ik. Eind september zouden we voor drie dagen vertrekken naar de Ardennen diep in de bossen. Met de auto werden we gedropt in het bos aan een snel stromend riviertje. Het was al duidelijk herfst. Kou, regen en soms zelfs witte sneeuw was aan de orde van de dag. Mijn groepsgenoten hadden me met rolstoel en al getild om bij onze kampplaats te komen. Voor deze uitzonderlijke tocht had ik een gele zeilbroek gekocht om te voorkomen dat mijn beugels en korset nat konden worden. Al snel werd me duidelijk dat mijn rolstoel in deze prehistorische wildernis me niet verder zou helpen. De ondergrond is zeer ongelijk en met boomtakken en afgevallen bladeren bezaaid. Hierdoor kwam ik tot de beslissing dat ik zou plaats nemen op een omgevallen boomstam. In geval van nood kan ik me op mijn handen verslepen. Daarnaast kon ik me nu op de grond nuttig maken door te helpen met het opzetten van onze tent.
Theo, Ashwin en ik zouden de tent delen. Nou ja tent? Een soort zeil met in het midden de tentstok. Je was beschermd tegen wind en regen. Inmiddels lag de temperatuur rond het vriespunt. Ton en Miriam hadden inmiddels een groot kampvuur aangelegd. In het midden van ons kampement van vijf tenten. Onze groep bestond uit 13 medestudenten (want niet iedereen durfde het avontuur aan). Maar mijn slogan is altijd geweest dat je alles een keer moet hebben meegemaakt. Rond het kampvuur werd ons eerste groepsgesprek gehouden. De bedoeling was dat de groep met kano’s de wilde rivier zou afvaren. Ik voelde hem al hangen want met mijn breekbare botten en een Korsetbeugelapparaat van 6 kilo aan ijzer en leer zouden mijn kansen om dit tochtje goed door te komen erg klein zijn. In goed overleg is besloten dat ik het kampvuur brandende zou houden. Of je nu wilt of niet op dit soort momenten loop je wel tegen je beperkingen aan. Ik werd nog even geholpen om op een oude boomstam van een berk te gaan zitten. Wat fijn was, omdat ik hierdoor niet de hele tijd op de koude natte grond hoefde te zitten. Boven het kampvuur hadden we in een oude pan Turkse koffie gemaakt. Klinkt goed, maar helaas is dit gewoon gekookt water met een paar scheppen koffie erin. Om warm te blijven is het hartstikke goed, voor smaak iets minder. Hennie, een van mijn medestudenten, bood aan om bij mij te blijven. Ton, onze expeditieleider, vond dit niet goed. Want, en dat was ik met hem eens, hij vond dat iedereen zijn eigen grenzen moest leren kennen.
Moedig
Moedig zei ik: “laat mij maar bij het vuur dan zorg ik dat het blijft branden en als jullie dan terug komen dan heb ik de koffie klaar”. Onze groep vertrok na instructies te hebben gehad van Ton, gehuld in waterdichte kleding zwemvesten en kajak helmen.
Nog een keer zwaaien ze naar me. Vanaf mijn boomstam kon ik zien hoe ze de rivier afvoeren. Het kampvuur bestond uit drie grote boomstammen die ondersteund werd door grotere en kleinere takken. De warmte die het kampvuur gaf was in de regenachtige omgeving behaaglijk. Maar toen realiseerde ik me pas echt wat alleen zijn betekend. Midden in de Belgische Ardennen: de bewoonbare wereld was zeker 25 km rijden. Dit was dan ook de eerste keer dat ik niet iemand om me heen had en alleen was met mijn gedachte.
Paniek
Een lichte paniek maakte zich me van me meester. Als je zo vaak iets gebroken hebt als ik probeer je altijd alles onder controle te hebben. Als ik in een kerk ben kijk ik of er geen steen uit het plafond los zit, stoepen scan ik op niet goed gelegde tegels. Ook de opritten controleer ik snel op steilheid enzovoort. Zo helemaal alleen in de wildernis voel ik me net als die jonge mensen met een beperking in Afrika die zich op handen en voeten moeten voortbewegen. Ik dacht: als ik nu iets breek in deze omgeving kan ik proberen mijn bot te spalken met berkenbast en takken en hopelijk kan ik dan de veters uit mijn schoenen gebruiken. Kort voor deze tocht heb ik een survivalboek gekocht van de SAS. Noodgevallen moet je niet opzoeken, maar je moet wel weten wat je moet doen. Al mijmerend in de regen realiseer ik me dat ik het vuur moet aanhouden want als ik bij deze kou geen warmte heb is er echt een probleem. Schuifelend over mijn boomstam pook ik het vuur nog wat op en gooi nog wat dikke takken op het vuur. Mijn teamgenoten zijn nu al twee uur weg en de regen veranderd langzaam in natte sneeuw. Om mij heen hoor ik het gekraak van een vallende boom. De dieren in het bos lopen langs mij heen. De insecten uit de brandende boomstammen proberen zich te redden uit het vuur. Je weet niet wat je ziet want in die takken zitten hele colonnes mieren, doodgravers en andere voor mij onbekende insecten. Drie meter achter me staat mijn rolstoel. Ik probeer me om te draaien, maar dan val ik achterover omdat de boomstam is gaan rollen. Mijn kont nog op de boom stam, mijn benen aan de ene kant en mijn hoofd aan de andere kant. Omdat mijn korst-beugelapparaat een soort van ridderharnas is kom ik op geen enkele manier meer rechtop.
Het einde?
De natte sneeuw daalt op me neer. Gelukkig draag ik een bril. Kijkend naar de hemel zie ik alle sneeuwvlokken op me afkomen. Dat moment was heel erg confronterend. Ik had niets gebroken maar ik kon helemaal niets doen om mezelf uit deze situatie te bevrijden. Wat ik ook deed; ik zat vast in mijn, normaal zo beschermende, korset. Doordat ik een lange arm heb aan mijn linker kant kan ik bij mijn pet komen. Deze leg ik ter bescherming over mijn gezicht. Mijn andere arm is zo krom als wat en is meer geschikt voor het kleinere werk.
Ellende komt nooit alleen: nu rook ik weer een rubber lucht en realiseerde dat ik ondanks de kou toch wel warme voeten had. Ik kwam er al gauw achter dat de boomstam door mijn capriolen dichter naar het vuur was gerold. Het vuur had inmiddels de lijm van mijn voetzolen zacht gemaakt en ik realiseerde me dat ik weg moest. Van huis uit ben ik een overlevingstype dus het zou toch niet gebeuren dat ik zelfs een kampvuur niet kon overleven. Met alle kracht probeer ik door me af te zetten met mijn benen mijn kont van de boomstam te krijgen uiteindelijk lukt het me om iets verder van het vuur te komen. Liggend op mijn rug met mijn benen nog op de boomstam wacht ik af. Het vuur wordt steeds minder heet omdat ik geen brandstof meer kan toevoegen. Vechtend tegen mijn tranen, want een man mag niet huilen. Vloek ik in mezelf: ‘waarom kan ik niet gewoon lopen, rennen en meedoen met de groep.’ Het is de eerste keer dat ik moet bekennen dat ik het klote vind. De machteloosheid, kwaadheid en verdriet over deze constatering gaat over in angst want wat mij nu overkomt, kan onze groep ook overkomen. Zouden ze wel terug komen? Zitten ze nu zelf in een ziekenhuis? of misschien wel in een lokale kroeg aan een goed glas bier? Vergeten ze me? Mobiele telefoons hadden we nog niet en eerlijk gezegd ik heb ook geen idee waar ik nu zit. Zouden er ook wilde dieren zijn? De stilte is adembenemend en nergens hoor ik menselijke geluiden. Alleen maar de geluiden van het bos en haar bewoners. De kou begint nu ook invloed te hebben; ik word rustiger en luister naar het kloppen van mijn hart, de sneeuw die op mijn bril spat en het spatten van het vuur, wat steeds minder wordt. De stilte en de eenzaamheid waren misschien nog wel meer confronterend dan het feit dat ik pijn had in mijn rug en steeds kouder en natter werd. Mijn leven trok zich aan me voorbij. Ik denk aan al mijn vrienden die zijn overleden, vaak veel te jong en vaak in bed, in de Sint Maartenskliniek.
Je weet niet beter
Onze groepsleiding zei altijd als je vanaf je geboorte een handicap hebt is dat minder erg dan als je het later krijgt door ziekte of ongeluk. “Jij weet toch niet beter!” Dat laatste is waar. Maar ook ik droomde er van dat ik in bomen kon klimmen en gewoon had kunnen lopen en geen korset had gehad. Dan was ik nu met de groep in een kano de rivier afgezakt. Even liep er weer een zoute traan over mijn wangen. Hij vermengde zich met een sneeuwvolk en viel uiteindelijk in het gras. Nee, je handicap accepteer je nooit. Natuurlijk is de schok bij een ongeluk veel groter en intenser, maar de acceptatie problematiek gaat bij een veteraan als ik geleidelijker en bij iedere nieuwe levensfase loop je tegen nieuwe problemen op. Ik schrik op uit mijn gedachte want ik de verte hoor ik stemmen van mensen. Zou het onze groep zijn?
Gered
Het was al aardig donker en het vuur was bijna uit. Ze zouden me toch wel terug vinden? Een half uur later ongeveer hoorde ik iemand naar me toe rennen. Het was Ton, onze expeditieleider, die uit de verte al zag dat er iets niet klopte.
Met zijn hulp werd ik uit mijn benarde toestand gehaald en weer in mijn oude, vertrouwde rolstoel gezet. Snel werd het vuur met nieuwe brandstof voorzien en door de warmte van het vuur droogde mijn kleren op. De rest van de groep kwam er ook bij nadat ze de kano’s hadden verzorgd. Miriam en Ton maakte de blikken erwtensoep open deden ze in een grote pan en boven het vuur werd die warm gemaakt. Dat erwtensoep zo lekker kan smaken. Onze verhalen werden bij het kampvuur in een groepsgesprek besproken. Het was de eerste keer dat ik zo dicht bij mijn gevoelens was geweest en nu deelde ik het ook nog met mijn groep. Ja, als dit overleven is dan weet ik nu wat er voor nodig is.
Turkse koffie
S’ avonds slapen we met zijn drieën in het tentje. De volgende morgen om 7.00 uur ontbijten we gezamenlijk. Het is nog steeds koud maar de Turkse koffie wordt steeds lekkerder. De groep besluit om te gaan abseilen. Ik durfde niet mee te doen, maar we besluiten om mij wel mee te nemen. 4 sterke mannen uit onze groep zouden mijn rolstoel ,met mij er in, tillen naar het hoogste punt. De steile hellingen van de Ardennen beklimmen met een rolstoel is een overlevingstocht op zich. Mijn teamgenoten zeiden dat ik vertrouwen moest hebben en ze me niet zouden loslaten. Makkelijk kletsen… ik wist wat er allemaal mis kon gaan en vertrouwen in de ander is mooi maar eigen regie is wat anders. Uiteindelijk kwamen we gelukkig boven aan en ik liet mijn rolstoel naast een houten bankje zetten. Ik schoof van uit de rolstoel over naar het groene houten bankje. Hier zat ik veiliger en steviger dan in mijn rolstoel. Het prachtige uitzicht over de hellingen van de Ardennen was adembenemend. De rest van de groep ging abseilen. De kreten van angst van de rest van de groep hoorde ik verder onder me. Op de een of andere manier deed me dat goed: ook zij kenden blijkbaar angst. Geeft toch weer een groepsgevoel. Ik genoot nu van de stilte. Zelfs de zon verwarmde mijn gezicht; mijn ervaring van gisteren had louterend gewerkt.
Nawoord:
Nu 39 jaar later wordt misschien ook duidelijk waarom ik op mijn visitekaartje en site deze foto heb staan.
Toen ik besloot om mijn eigen bedrijf te starten en me in te schrijven bij de Kamer van Koophandel realiseerde ik me dat ‘Inclusie Verenigt’ een uitvloeisel is van wat ik toen geleerd heb. Geef niet op, emotie mag er zijn, deel het met anderen en geloof in het leven.
Hé mooie man, prachtig verhaal 🌻
Dank altijd goed om te lezen😉