Maandelijks archief: februari 2018

“Een beetje toegankelijk” bestaat niet!

 Na 50 jaar toegankelijkheid vanuit ervaringsdeskundigheid komt de stoom uit mijn oren.

Lezers van mijn blog weten dat ik in het algemeen een genuanceerd en vriendelijk persoon ben. Maar zelfs ik ben nu echt over de rooie! Hoe lang blijven we nog aanmodderen in Nederland? Nederland is pas in de jaren zeventig gaan nadenken over de toegankelijkheid van gebouwen en infrastructuur. Toen was het overigens wel nodig dat mensen met een handicap hun plaats opeiste in onze samenleving.

50 jaar toegankelijkheid vanuit ervaringsdeskundigheid

Fysieke toegankelijkheid is in Nederland door de doelgroep al ver doorontwikkeld. De oorsprong ligt in de uitgave ‘Geboden Toegang’ uit 1973 en het Internationale Toegankelijkheid Symbool.

voorkant boek geboden toegang

Geboden toegang 1973

De opvolger is het ‘Handboek voor Toegankelijkheid’.   Vervolgens is door de Gehanicaptenraad, nu Ieder(in), het ITS-Keurmerk ontwikkeld. Hieruit is de Internationale Toegankelijkheids Standaard ITS voortgekomen.

Binnen Europa liepen we voorop.

Het ontstaan is uniek omdat deze praktijkrichtlijnen zijn ontwikkeld door revalidatieartsen, architecten en met de essentiële inbreng van de gebruikers van de voorzieningen, vanuit de uitgangspunten van ‘Niets over ons, zonder ons’ en ‘Design for All’. Nederland liep hierin mondiaal voorop. In de bouwwereld wordt  de ITS gehanteerd door architecten, bouwkundigen, gebouw eigenaren en (rijks)overheden.

De overheid wilde zelfs onder Minister Blok in 2016 de laatste toegankelijkheidseisen uit het bouwbesluit schrappen.

 

Komende donderdag komt de omgevingswet weer in de Tweede Kamer.

Zoals het er nu uit ziet zal er geen afspraak komen over de te hanteren normen en zeker geen wettelijke status krijgen. “Ze zijn inderdaad vrijwillig” wordt er gezegd. Maar ze kunnen wel leiden tot een nieuwe standaard, waardoor bijvoorbeeld een bouwcomplex meer waarde krijgt als het aan die standaard voldoet.

Dus we gaan weer 50 jaar lang polderen tot de dijken een keer doorbreken. Na deze zondvloed worden we wijzer en leren we van de geschiedenis.

Fout besluit, maar wat moet er wel gebeuren?

Maak de toegankelijkheidskwaliteit (ITS) onderdeel van de duurzaamheidsagenda voor de bouw. Hiermee wordt gewaarborgd dat toegankelijkheid van de gebouwde omgeving van essentieel belang is voor de bruikbaarheid van de gebouwde omgeving door iedereen, en het verlengt de gebruiksduur.

3 kernregels zijn essentieel:

  1. Bij nieuwbouw is optimale toegankelijkheid het doel van het gehele pand, dit doe je met het toepassen van de Integrale Toegankelijkheid Standaard.
  2. Als je alleen het publieke deel van een pand toegankelijk maakt dan sluit je feitelijk mensen uit om er te kunnen werken.
  3. Streef bij bestaande bouw een haalbaar (realistisch) niveau van toegankelijkheid na.

Aanpassen achteraf kost geld. Dit hebben we in 1972 al geleerd. Als de Lindenberg in Nijmegen bij de bouw meteen toegankelijk gemaakt was had het uiteindelijk geen 1,8 miljoen gulden gekost maar 300.000 gulden.

VN Verdrag inzake rechten van personen met een handicap!

Stel als Tweede Kamer een heldere eis: ‘In 2020 moet alle nieuwbouw voldoen aan de ITS richtlijnen’

Zo niet, dan houden we hellingbanen die niet voldoen, blindengeleidelijnen die onbruikbaar zijn en rolstoel toiletten waar je geen gebruik van kan maken. We zullen het gebouw voor gebouw moeten bevechten. Regeren is een vooruitziende blik hebben. Doe uw best!

Voor ik de pijp aan Maarten geef (foto Jan van Teeffelen)

Zo, dat ben ik effe kwijt. Ik hoop oprecht voor dat ik de pijp aan Maarten geef, dat de wijsheid doordringt! 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gastblog Gerrit van Keulen: Niet mee met buurtbus!

Buurtbus maakt deel uit van het ‘openbaar vervoer’, maar niet iedereen mag met de bus mee…

busje met tekst rolstoel uit

Buurtbus

Wie wil dat niet? Vrij reizen? Reizen van A naar B, wanneer jij dat wilt. Mensen met een beperking willen dat ook, maar in veel gevallen gaat dat niet. Niet omdat ze niet zouden kunnen reizen maar omdat de overheid het hen niet mogelijk maakt. En zelfs in een aantal gevallen opzettelijk onmogelijk!

Onderzoek integratie doelgroepenvervoer

De ministeries van Infrastructuur en Milieu en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben een aantal jaren geleden onderzoek laten doen naar de stand van zaken inzake de integratie van het doelgroepenvervoer en het openbaar vervoer en de mogelijkheden om deze integratie te bevorderen. Want, het bevorderen van het gebruik van het OV door reizigers die hiertoe in staat zijn, maar nu gebruik maken van het doelgroepenvervoer, zal bijdragen aan het streven naar een inclusieve samenleving is de algemene verwachting. Het gaat hier om een onderzoek onder de naam “Integratie doelgroepenvervoer en OV | Onderzoek in opdracht van Ministeries van I en M en VWS | Eindrapportage – November 2016”

Van het doelgroepenvervoer maken 640.000 tot 680.000 mensen gebruik. De belangrijkste doelgroep bestaat uit reizigers die vanuit de WMO ondersteuning krijgen, ongeveer de helft van het totaal. De toename van het aantal ouderen (vergrijzing) heeft de grootste impact op de ontwikkelingen in het doelgroepenvervoer. Momenteel worden de totale kosten voor de overheid van het doelgroepenvervoer geschat op 680-760 miljoen euro.  De totale kosten voor gemeenten van het Wmo-vervoer worden geraamd op 200-240 miljoen euro.

Bus 1202 rijd kerk in

Op basis van eerdere onderzoeken wordt geschat dat 30-50% van de reizigers in het doelgroepenvervoer de overstap naar het OV kan maken. Dit is afhankelijk van het vervoersaanbod en de (fysieke en mentale) toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Naar verwachting stijgt het aantal mensen met een mobiliteitshandicap tussen 2016 en 2030 met 8,3%. Belangrijk is te weten dat het doelgroepenvervoer per reizigerskilometer gemiddeld vijf keer zo duur is dan het reguliere openbaar vervoer.

 

Aan de slag

Met al deze cijfers zou je verwachten dat de provincie hier rap mee aan de slag gaat. Je slaat immers meerdere vliegen in één klap! De praktijk wijst anders uit. Veel buslijnen op het platteland worden opgeheven omdat deze lijnen te weinig passagiers vervoeren (naar het oordeel van de provincie) en dus niet rendabel zouden zijn. Alleen al daarover kunnen al vragen gesteld worden want het OV wordt vanuit de overheid gesubsidieerd, maar dat terzijde. Het is aan de lokale bevolking of men een buurtbusvereniging op poten zet, vrijwilligers weet te werven en een dienstregeling kunnen opzetten. De provincie draagt de organisatiekosten en geeft ook voldoende middelen om de vrijwillige chauffeurs een leuke dag te bezorgen. De vervoersmaatschappij levert het rijdend materieel en verzorgt de onderhoud en legt de rekening bij de provincie.

‘Buurtbus = geen bus, maar auto’

De provincie en de vervoerder weten echter onder de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte en het VN-Verdrag weg te komen omdat een buurtbus geen bus is maar een personenauto, die is ingericht voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen.

Op auto’s zijn de bepalingen van de WGBH/CZ niet van toepassing. In de nota van toelichting bij artikel 1 van het Besluit wordt opgemerkt dat voor openbaar vervoer met auto’s nog geen (technische) aanpassingen zijn vereist, omdat de in het besluit gangbare toegankelijkheidseisen naar hun aard zijn bestemd voor grotere voertuigen”,

Zo luidde de conclusie van het College voor Rechten van de Mens in een zaak die vorig jaar aanhangig werd gemaakt door ondergetekende.

 

Mij werd de toegang tot een voor rolstoelvervoer aangepaste buurtbus geweigerd.

Gerrit van Keulen
Coördinator Gemeentelijke Werkgroep Toegankelijkheid Medemblik

 

 

Gastblog Leendert van de Merbel: Ervaringsdeskundigheid!?

Vakmatige inzet van ervaringsdeskundigheid

 

 

 

foto leendert

Leendert van de Merbel

In 2010 was ik mij aan het heroriënteren op werk. Ik had een praktijk voor uitvoerend maatschappelijk werk, maar ik ging verhuizen en kon de praktijk niet voortzetten. Bij die heroriëntatie kwam ik onder meer twee vacatures tegen voor betaalde ‘ervarings-deskundigen’ bij het toen zogenoemde Revalidatie Centrum Amsterdam (RCA). Dat intrigeerde mij, want betaalde ervaringsdeskundigen kende ik niet in de ‘wereld’ van blinden en slechtzienden.

Masteropleiding

Tevens vond ik een masteropleiding die het mogelijk maakte een dienst of product te ontwerpen, te onderzoeken en/of te implementeren. In die tijd ontdekte ik dat in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) al heel wat ontwikkeld was op het gebied van vakmatige inzet van ervaringsdeskundigheid. Ik nam mij voor een functieprofiel dat in de geestelijke gezondheidszorg gebruikt werd te vertalen naar een profiel dat voor blinden en slechtzienden bruikbaar is. En tijdens de opleiding maakte ik sowieso kennis met heel wat visies op zorg, welzijn en veranderen.

Promotieonderzoek

Door mijn contacten in Vlaanderen wist ik dat er een richting binnen de wetenschappen was ontstaan die ‘disability studies’ werd genoemd. Dat is een richting waarbinnen mensen met een beperking een prominentere rol hebben. Toen mij tijdens de masteropleiding opviel dat er nog zo weinig bekend was over ‘disability’ en over de vakmatige inzet van ervaringsdeskundigheid, kreeg ik zin om na de opleiding door te gaan met onderzoek. Bovendien wilde ik mijzelf nader ontwikkelen. Ik legde contact met kwartiermakers in Nederland wat disability studies betreft. Ik had in het voorjaar van 2012 een inspirerend gesprek met de kennismanager van Disability Studies in Nederland (DSiN) en vervolgens kwam ik in contact met degenen die nu mijn promotoren zijn.

Waar gaat het over?

In heel mijn promotieonderzoek gaat het over de inzet van ervaringsdeskundigheid. Eerst ging ik na welke betekenis belanghebbenden geven aan die al dan niet vakmatige inzet met betrekking tot blinden en slechtzienden. In aansluiting daarop hebben we nu als ervaringsdeskundigen met verschillende beperkingen overleg, leren we van elkaars praktijk en leveren we een bijdrage aan het vak. Ja, zelf ben ik ook ervaringsdeskundig. En vanwege mijn ervaringsdeskundigheid breng ik verder in kaart welke hindernissen ik tijdens het promotieonderzoek tegenkom.

Te pas en te onpas

Wat bij mijn onderzoek nog wat onderbelicht is gebleven, is het te pas en te onpas gebruiken van termen als ‘ervaringsdeskundige’ en ‘ervaringsdeskundigheid’. Het is in sommige kringen wat in de mode geraakt om iedereen die ergens ervaring mee heeft ervaringsdeskundig te noemen. Herken je dat?

Als je soms kookt, ben je dan een kok?

Ik kook thuis een aantal keren per week eten, maar ben ik dan nu een kok? Ik doe soms verslag van een gebeurtenis, maar ben ik dan een journalist? Enfin, is iemand een ervaringsdeskundige als hij of zij een keer langer dan een uur heeft moeten wachten bij de huisarts?

Met dit punt ga ik ook nog nader aan de slag. Ik houd mij aanbevolen voor voorbeelden waarvan gedacht kan worden dat het te onpas gebruik is van de terminologie.

Meer informatie over mijn activiteiten en contactgegevens is te vinden op mijn website www.leendertvandemerbel.nl