Sint Maartenskliniek 1971-1979 In voor en tegenspoed Deel 12

Net als in iedere samenleving waar rangen en standen zijn, waren die er binnen de internaats muren ook. Op de Sint Maartenskliniek hadden we 12 woongroepen. In de huiskamers waren de oudsten de baas en de nieuwkomers stonden onder aan de ladder. Ja, zelfs de kamer nummering gaf aan hoe ver je gekomen was. Ik had het geluk dat ik bij mijn binnenkomst in het internaat al meteen in kamer 3 kwam.

Kamer 3
Kamer 3

De kleintjes in de Dwarsstraat gingen we altijd uit de weg en de kinderen van de Margriet- straat waren kinderen en daar hadden we geen contact mee. De kamers 1 tot en met 4 waren voor de jongeren van 12 tot 25 jaar. De kamers 3 en 4 waren de kraamkamers,vóór kamer 1 en 2  zaten de grote jongens en meiden. Als je kamer 1 bereikt had en je had het overleeft, dan was dit de poort naar de buitenwereld. Contacten tussen de woongroepen was er bijna niet. Onze groepsleiding wilde dat we iedere middag gezamenlijk thee dronken en om acht uur was het verplicht samen “gezellig” koffie  drinken.

Pikorde!

Niet alleen de kamer nummering was van belang voor je positie, maar ook de beperking was bepalend. Boven aan de ladder stonden de geamputeerden, daarna kwamen de dwarslaesies zij hadden ooit “normaal” deelgenomen aan de samenleving, vervolgens de spierdistrofanten (jongeren met spierdystrofie) en de brekebeentjes zoals ik  behoorden bij de middenmoot en tenslotte kwamen de jongeren met een hersenbeschadiging en de spasten. Klinkt niet politiek correct (is het ook niet) maar je moet het wel in de tijd zien! Om negen uur moesten we naar bed, want daarna begon de nachtzuster met haar dienst en moesten alle 120 kinderen en jongeren op bed liggen. Nu maar hopen dat er geen brand uitbreekt. Want we hadden na 21.00 uur maar één verpleegster op 120 kinderen!

foto
De bende van “Germ” op het vrijerspaadje, ik maakte de foto!

Vanaf het begin wilde ik niet mee in dit correcte gedrag om iedere keer op tijd in de kamer te zijn en had me al snel aangesloten bij de bende van “Germ” zijn bijnaam  “Veldmuis”.  Vrijgevochten jongens van het Pedologisch Instituut en wij ontmoeten elkaar. “Stiekem rookten we Gauloises downloaden ik rookte  meestal pijp  natuurlijk van Rossum Troost pijptabak. Kattenkwaad was ons ook niet vreemd, zoals die keer dat we  één van de oude Philips rolstoelen in de fik hebben  gezet en de berg afgeduwd hebben. Die oude kar met houten zitting en rubberen banden brandde  overigens goed. We verzamelden ons iedere keer op het vrijerspaadje. De zandweg die achter langs de Maartenskliniek naar beneden liep. Inmiddels bestaat het vrijerspaadje niet meer en is nu onderdeel van de rondweg op de het terrein van de Sint Maartenskliniek. Het vrijerspaadje werd door de oudere jongeren vaak gebruikt om te vrijen met hun vriendinnetje. Toen wij ouder werden namen we dit gebruik natuurlijk over!

De val

Na sinds 1971 niets meer gebroken te hebben begon ik het gevoel te krijgen dat me niets meer kon gebeuren. Maar ik had te vroeg gejuicht, na bijna 2 jaar breukvrij te zijn zou ik vanavond weer even geconfronteerd worden met mijn nog steeds broze beenderen. Wim, Leo en ik lagen nog steeds op dezelfde kamer. Iets wat op zich al erg apart was omdat we met enige regelmaat nog al eens verhuisden van slaapkamer. Nadat ik door de groepsleiding in bed was gelegd probeerde ik om bij mijn stripboeken te komen. Deze lagen in het kastje aan het voeteneinde van het bed. Dat lukte me niet, dus vroeg ik  aan Wim om mij m’n Suske en Wiske aan te geven. Wim zei: “Jan, probeer het eerst zelf nog maar een keer!” Iets wat hij ongetwijfeld vaker van zijn therapeut had gehoord. Maar wat ik ook deed het lukte me niet. Toen besloot ik het maar aan Leo te vragen. Hij kwam uit Tilburg en  was ongelofelijk sterk, liep slecht en had een behoorlijk tik van de molen gehad. Leo was bij mij en Wim gelegd omdat wij zulke rustige jongens waren. Achteraf denk ik wel eens dat  dat de reden was waarom we steeds maffere types op onze slaapkamer kregen. Leo kwam briesend als een leeuw op me af toen ik hem vroeg mijn Suske en Wiske aan te geven. Volgens mij was hij net met zijn grote teen aan het spelen en had ik kunnen weten dat ik hem beter niet had kunnen storen. Maar ja, ik ben een eigenwijs en volhoudend type en als ik iets in mijn kop heb, heb ik het niet in mijn kont. Nogmaals vraag ik aan Leo:  “wil je alstublieft even de Suske en Wiske pakken?” Hij pakte de strip en gaf hem aan mij.  Ik pakte mijn Suske en Wiske en op dat moment trok hij mij, samen met mijn felbegeerde strip, uit mijn 1 meter hoge bed. Op de grond aanbeland brak ik mijn rechterbeen als een luciferhoutje.  Leo begon enorm te schaterlachen en vond het schijnbaar leuk om dit te zien gebeuren. Wim schrok zich een ongeluk en schatte meteen in dat het dit keer goed fout was. De afgelopen jaren was ik breukvrij geweest, dus ook mijn kamergenoten dachten dat het allemaal wel mee viel. De nachtzuster kwam er aan en vond mij kermend van de pijn aan, liggend onder het bed. Mijn onderbeen was kats door midden en dat was duidelijk zichtbaar. “Blijf rustig liggen”: zei ze geruststellend!

Over Jan Troost

Ik ben al 41 jaar betrokken bij de emancipatiebeweging van mensen met een handicap. Ik geloof in het leven, en dat humor een belangrijk wapen is om uiteindelijk iedereen zijn weg te laten vinden in onze samenleving. Creativiteit en vernieuwing zijn mijn credo, soms met een kritisch ondertoon, maar altijd met open vizier en gebruik makend van ieders kwaliteiten.

Laat hier je reactie achter:

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.