Twee-eiige eenling
En dus heb ik mijn oude scriptie uit 1983 er maar weer eens bijgehaald. Tijdens mijn opleiding Maatschappelijk Werk maakte ik een scriptie met als thema ‘acceptatie en integratie in de samenleving’.
Maar hoe zat het eigenlijk met mijn eigen acceptatie en wat was het beeld dat ik van mezelf had? Tijdens mijn MBO sociale dienstverlening was ik ongehinderd uit de strijd gekomen. Maar tijdens deze opleiding (had ik kunnen weten…) werd me het vuur aan de schenen gelegd. Ik was te onzichtbaar, hield me op de vlakte en liet niet zien wie ik was. Door mijn onzekerheid en omdat ik toch dacht “wat ik te vertellen heb, is toch niet boeiend” luisterde ik voornamelijk. Het resulteerde in een onvoldoende voor methodiek en dat betekende dat ik het jaar over moest doen. Ik was boos. Je zit met 24 hulpverleners in een groep en dan stuurt de groep je weg. Eerst dacht ik “die stomme valide mensen! Niemand begrijpt wat ik in mijn jonge leven al heb mee gemaakt.”
Twee gevoelens
Twee gevoelens streden om de eerste en tweede plaats. De groep heeft me laten stikken, maar ook werd ik éindelijk voor volwaardig persoon aangezien. Deze keer gebeurde het niet dat ik gewoon door mocht omdat ik een handicap had. Iets wat zeker in die periode ervoor nog wel eens gebeurde. Ik realiseerde me nu als ik mezelf niet liet zien, zonder gevoelens te laten zien dus, dat ik het jaar er op weer op de koffie zou komen.
Ik moest leren om mezelf open te stellen. Als je vertelt dat je je klote voelt met een grote glimlach op je gezicht dan wordt het toch lastig.
Binnen het internaat van de Maartenskliniek zat ik redelijk hoog in de maatschappelijke ladder. Maar nu zat ik buiten de muren van ons internaat. Binnen de opleiding HBO MW was ik de jongste , de enige persoon met een handicap en ook nog eens als enige met onbetaald werk omdat ik niet aan een betaalde baan kon komen. Dus ik had inmiddels aardig wat faalangst opgebouwd en was niet meer het haantje van de Maartenskliniek.
Nieuwe start
Om maar meteen open de nieuwe groep in te gaan, vertelde ik meteen dat ik mijn handicap vanaf mijn pubertijd had losgekoppeld van mijn eigen ontwikkeling. Maar ook dat ik door de vele ziekenhuisopnamen en therapieën mijn geest en lijf los van elkaar waren gekomen. Een soort van overlevingsmechanisme, het onteigende lichaam. Toen was in de tijd van de opleiding iedereen nogal geïnteresseerd in bio energetica en sensitivitytraining. Maar als tijdens oefeningen mede studenten me aanraakte had ik de neiging om ze van me af te slaan. Dat deed ik niet, want ik had inmiddels geleerd dat ik dan weer iets zou breken. En dat was ik niet van plan aangezien ik dat inmiddels al zo’n 50 keer gedaan had. Die oefeningen herinnerde me er weer aan dat ik ook nog Osteogenesis Imperfecta had.
Training
Voor mij was de meest confronterende oefening dat we met al mijn mede studenten op matjes moesten gaan liggen. De docente zei met zachte stem: “Nu gaan we allemaal de ogen dicht doen en moet je je volledig ontspannen”. Dat deed ik natuurlijk braaf.
Met zachte stem vertelde ze: ” je loopt door het weiland en springt over een aantal slootjes om uiteindelijk naar de grote boerderij in de verte te lopen”.
Van ontspannen voelde ik me steeds meer gespannen worden. Hoe ik ook mijn best deed, ik zag mezelf niet lopen en probeerde te bedenken hoe ik met mijn rolstoel over die stomme sloot kon komen. Zelfs met mijn fantasie lukte het me niet om zonder hulp over die sloot te komen.
Al mijn groepsgenoten vonden het heel ontspannen en kwamen weer uit hun trance. Voor mij was het vanaf dat moment duidelijk: mijn rolstoel en ik waren toch meer met elkaar verbonden dat ik dacht.
De ommekeer
De grote ommekeer kwam toen een van onze medestudente Ton voorstelde om een gezamenlijke overlevingstraining te doen. Ton werkte bij Outward Bound, een trainingscentrum voor overlevingstrainingen voor zeevarende. Natuurlijk werd er gesproken over mijn beperkingen en hoe we daar met onze groep mee om moesten gaan. “Geen probleem, ik hou wel van avontuur” dacht ik. Eind september zouden we voor drie dagen vertrekken naar de Ardennen, diep in de bossen. Met de auto werden we gedropt in het bos aan een snel stromend riviertje. Het was al duidelijk herfst. Kou, regen en soms zelfs witte sneeuw was aan de orde van de dag. Mijn groepsgenoten hadden me met rolstoel en al getild om bij onze kampplaats te komen. Voor deze uitzonderlijke tocht had ik een gele zeilbroek gekocht om te voorkomen dat mijn beugels en korset nat konden worden. Al snel werd me duidelijk dat mijn rolstoel me in deze prehistorische wildernis me niet verder zou gaan helpen. De ondergrond is zeer ongelijk en met boomtakken en afgevallen bladeren bezaaid. Hierdoor kwam ik tot de beslissing dat ik zou plaats nemen op een omgevallen boomstam. In geval van nood kan ik me op mijn handen verslepen. Daarnaast kon ik me nu op de grond nuttig maken door te helpen met het opzetten van onze tent.
Theo, Ashwin en ik zouden de tent delen. Nou ja, tent? Een soort zeil met in het midden de tentstok. Je was in ieder geval beschermd tegen wind en regen. Inmiddels lag de temperatuur rond het vriespunt. Ton en Miriam hadden inmiddels een groot kampvuur aangelegd in het midden van ons kampement van vijf tenten. Onze groep bestond uit 13 medestudenten (want niet iedereen durfde het avontuur aan). Maar mijn slogan is altijd geweest dat je alles een keer moet hebben meegemaakt. Rond het kampvuur werd ons eerste groepsgesprek gehouden. De bedoeling was dat de groep met kano’s de wilde rivier zou afvaren. Ik voelde hem al hangen want met mijn breekbare botten en een korsetbeugelapparaat van 6 kilo aan ijzer en leer zouden mijn kansen om dit tochtje goed door te komen erg klein zijn. In goed overleg is besloten dat ik het kampvuur brandende zou houden. Of je nu wil of niet: op dit soort momenten loop je wel tegen je beperkingen aan. Ik werd nog even geholpen om op een oude boomstam van een berk te gaan zitten. Wat fijn was, omdat ik hierdoor niet de hele tijd op de koude natte grond hoefde te zitten. Boven het kampvuur hadden we in een oude pan Turkse koffie gemaakt. Klinkt goed, maar helaas is dit gewoon gekookt water met een paar scheppen koffie erin. Om warm te blijven is het hartstikke goed, voor smaak iets minder. Hennie, een van mijn medestudenten, bood aan om bij mij te blijven. Ton, onze expeditieleider, vond dit niet goed. Want, en dat was ik met hem eens, hij vond dat iedereen zijn eigen grenzen moest leren kennen.
Moedig
Moedig zei ik: “laat mij maar bij het vuur dan zorg ik dat het blijft branden en als jullie dan terug komen dan heb ik de koffie klaar”. Onze groep vertrok na instructies te hebben gehad van Ton, gehuld in waterdichte kleding zwemvesten en kajak helmen.
Nog een keer zwaaien ze naar me. Vanaf mijn boomstam kon ik zien hoe ze de rivier afvoeren. Het kampvuur bestond uit drie grote boomstammen die ondersteund werd door grotere en kleinere takken. De warmte die het kampvuur gaf was in de regenachtige omgeving behaaglijk. Maar toen realiseerde ik me pas echt wat alleen zijn betekent. Midden in de Belgische Ardennen: de bewoonbare wereld was zeker 25 km rijden. Dit was dan ook de eerste keer dat ik niet iemand om me heen had en alleen was met mijn gedachte.
Paniek
Een lichte paniek maakte zich me van me meester. Als je zo vaak iets gebroken hebt als ik probeer je altijd alles onder controle te hebben. Als ik in een kerk ben kijk ik of er geen steen uit het plafond los zit, stoepen scan ik op niet goed gelegde tegels. Ook de opritten controleer ik snel op steilheid enzovoort. Zo helemaal alleen in de wildernis voel ik me net als die jonge mensen met een beperking in Afrika die zich op handen en voeten moeten voortbewegen. Ik dacht: als ik nu iets breek in deze omgeving kan ik proberen mijn bot te spalken met berkenbast en takken en hopelijk kan ik dan de veters uit mijn schoenen gebruiken. Kort voor deze tocht heb ik een survivalboek gekocht van de SAS. Noodgevallen moet je niet opzoeken, maar je moet wel weten wat je moet doen. Al mijmerend in de regen realiseer ik me dat ik het vuur moet aanhouden want als ik bij deze kou geen warmte heb dan heb ik echt een probleem. Schuifelend over mijn boomstam pook ik het vuur nog wat op en gooi nog wat dikke takken op het vuur. Mijn teamgenoten zijn nu al twee uur weg en de regen veranderd langzaam in natte sneeuw. Om mij heen hoor ik het gekraak van een vallende boom. De dieren in het bos lopen langs mij heen. De insecten uit de brandende boomstammen proberen zich te redden uit het vuur. Je weet niet wat je ziet. In de brandende takken zitten hele colonnes mieren, doodgravers en andere voor mij onbekende insecten. Drie meter achter me staat mijn rolstoel. Ik probeer me om te draaien, maar dan val ik achterover omdat de boomstam is gaan rollen. Mijn kont nog op de boomstam, mijn benen aan de ene kant en mijn hoofd aan de andere kant. Ik probeer mezelf op te trekken maar omdat mijn korst-beugelapparaat een soort van veel te zwaar ridderharnas is, kom ik op geen enkele manier meer rechtop.
Het einde?
De natte sneeuw daalt op me neer. Gelukkig draag ik een bril. Kijkend naar de hemel zie ik alle sneeuwvlokken op me afkomen. Dat moment was heel erg confronterend. Ik had gelukkig niets gebroken maar ik kon helemaal niets doen om mezelf uit deze situatie te bevrijden. Wat ik ook deed, ik zat vast in mijn normaal zo beschermende korset. Doordat ik een lange arm heb aan mijn linker kant kan ik bij mijn pet komen. Deze leg ik ter bescherming over mijn gezicht. Mijn andere arm is zo krom als wat en is meer geschikt voor het kleinere werk.
Ellende komt nooit alleen: nu rook ik weer een rubber lucht en realiseerde dat ik ondanks de kou toch wel warme voeten had. Ik kwam er al gauw achter dat de boomstam door mijn capriolen dichter naar het vuur was gerold. Het vuur had inmiddels de lijm van mijn voetzolen zacht gemaakt en ik realiseerde me dat ik weg moest.
Van huis uit ben ik een overlevingstype dus het zou me toch niet gebeuren dat ik zelfs een kampvuur niet kon overleven? Met alle kracht probeer ik door me af te zetten met mijn benen mijn kont van de boomstam te krijgen. Na veel pogingen lukt het me om iets verder van het vuur te komen. Liggend op mijn rug met mijn benen nogsteeds op de boomstam wacht ik af. Het vuur wordt steeds minder heet omdat ik geen brandstof meer kan toevoegen. Vechtend tegen mijn tranen want een man mag niet huilen. Ik vloek in mezelf: “waarom kan ik niet gewoon lopen, rennen en meedoen met de groep?” Het is de eerste keer dat ik moet bekennen dat ik het klote vind. De machteloosheid, kwaadheid en verdriet over deze constatering gaat over in angst want wat mij nu overkomt, kan onze groep ook overkomen. Zouden ze wel terug komen? Zitten ze nu zelf in een ziekenhuis? of misschien wel in een lokale kroeg aan een goed glas bier? Vergeten ze me? Mobiele telefoons hadden we nog niet en eerlijk gezegd heb ik ook geen flauw idee waar ik nu zit. Zouden er ook wilde dieren zijn? De stilte is adembenemend en nergens hoor ik menselijke geluiden. Alleen maar de geluiden van het bos en haar bewoners. De kou begint nu ook invloed te hebben; ik word rustiger en luister naar het kloppen van mijn hart, de sneeuw die op mijn bril spat en het spatten van het vuur, wat steeds minder wordt. De stilte en de eenzaamheid waren misschien nog wel confronterender dan het feit dat ik pijn had in mijn rug en steeds kouder en natter werd. Mijn leven flitste voorbij. Ik denk aan al mijn vrienden die zijn overleden, vaak veel te jong en vaak in een ziekenhuisbed, in de Sint Maartenskliniek.
Je weet niet beter
Onze groepsleiding zei altijd: “als je vanaf je geboorte een handicap hebt is dat minder erg dan als je het later krijgt door ziekte of ongeluk.” “Jij weet toch niet beter!” Dat laatste is waar. Maar ook ik droomde ervan dat ik in bomen kon klimmen en gewoon had kunnen lopen en geen korset had gehad. Dan had ik nu met de groep in een kano de rivier getrotseerd. Even liep er weer een zoute traan over mijn wangen. Hij vermengde zich met een sneeuwvolk en viel uiteindelijk in het gras. Nee, je handicap accepteer je nooit. Natuurlijk is de schok bij een ongeluk veel groter en intenser, maar de acceptatie problematiek gaat bij een veteraan als ik geleidelijker en bij iedere nieuwe levensfase loop je tegen nieuwe problemen op. Ik schrik op uit mijn gedachte want ik de verte hoor ik stemmen van mensen. Zou het de groep zijn?
Gered
Het was al aardig donker en het vuur was bijna uit. Ze zouden me toch wel terug vinden? Een half uur later ongeveer hoorde ik iemand naar me toe rennen. Het was Ton, onze expeditieleider, die uit de verte al zag dat er iets niet klopte.
Met zijn hulp werd ik uit mijn benarde toestand gehaald en weer in mijn oude, vertrouwde rolstoel gezet. Snel werd het vuur met nieuwe brandstof voorzien en door de warmte van het vuur droogde mijn kleren op. De rest van de groep kwam er ook bij nadat ze de kano’s hadden verzorgd. Miriam en Ton maakte de blikken erwtensoep open, deden ze in een grote pan en boven het vuur werd het warm gemaakt. Dat erwtensoep zo lekker kan smaken. Onze verhalen werden bij het kampvuur in een groepsgesprek besproken. Het was de eerste keer dat ik zo dicht bij mijn gevoelens was geweest en nu deelde ik het ook nog met mijn groep. Ja, als dit overleven is dan weet ik nu wat er voor nodig is.
Turkse koffie
S’ avonds slapen we met zijn drieën in het tentje. De volgende morgen om 7.00 uur ontbijten we gezamenlijk. Het is nog steeds koud maar de Turkse koffie wordt steeds lekkerder. De groep besluit om te gaan abseilen. Ik durfde niet mee te doen, maar we besluiten om mij wel mee te nemen. 4 sterke mannen uit onze groep zouden mijn rolstoel, met mij er in, tillen naar het hoogste punt. De steile hellingen van de Ardennen beklimmen met een rolstoel is een overlevingstocht op zich. Mijn teamgenoten zeiden dat ik vertrouwen moest hebben en ze me niet zouden loslaten. Makkelijk kletsen… ik wist wat er allemaal mis kon gaan en vertrouwen in de ander is mooi maar eigen regie blijft het beste. Uiteindelijk kwamen we gelukkig boven aan en ik liet mijn rolstoel naast een houten bankje zetten. Ik schoof vanuit de rolstoel over naar het groene houten bankje. Hier zat ik veiliger en steviger dan in mijn rolstoel. Het prachtige uitzicht over de hellingen van de Ardennen was adembenemend. De rest van de groep ging abseilen. De kreten van angst van de rest van de groep hoorde ik verder onder me. Op de een of andere manier deed me dat goed: ook zij kenden blijkbaar angst. Dat geeft toch weer een groepsgevoel. Ik genoot nu van de stilte. Zelfs de zon verwarmde mijn gezicht; mijn ervaring van gisteren had louterend gewerkt.
Inclusie Verenigt
Toen ik besloot om mijn eigen bedrijf te starten en me in te schrijven bij de Kamer van Koophandel realiseerde ik me dat ‘Inclusie Verenigt’ een uitvloeisel is van wat ik toen geleerd heb.