Tagarchief: rolstoel

Sint Maartenskliniek 1971-1979 De Rosamars, ons tweede actiedoel! Deel 9 b

In 1973 heb ik voor de eerste keer meegemaakt dat de wandelaars van de Rosamars over het terrein van de Sint Maartenskliniek liepen.

Het goede doel!

In alle vroegte werden we samen met alle andere revalidanten naar buiten gedreven om de wandelaars toe te zwaaien. Natuurlijk was dit “geheel vrijwillig”, maar iedereen moest er wel zitten! De directie en de witte jassen kwamen net op tijd voor het defilé van de Rosamars. Het was de eerste keer zijn dat ik dit tafereel mee zou maken. Op het moment dat de eerste wandelaar in zicht kwamen, werd ons duidelijk gemaakt dat we hard moesten klappen.

foto ergotherapie

Kom naar buiten allemaal!

De wandelaars liepen voor het goede doel en het inschrijfgeld werd grotendeels geschonken aan de Sint Maartenskliniek. Als beloning kregen de wandelaars dit defilé aangeboden. Op commando begonnen we te klappen, als dank voor zoveel spontaniteit werden we toegezwaaid door het gehele wandelpeloton. Na bijna 3 uur was de laatste wandelaar gepasseerd, hij liep   moeilijker dan de krukken lopers bij ons. In omgekeerde volgorde vertrokken onze broeders en zusters van de kinderrevalidatie weer naar hun kamers. Hierna werden onze Reumajongeren in hun bedden weer naar hun souterrain gereden. Om een jaar later hier weer vandaan gehaald te worden. De directie nam nog een glaasje wijn en was benieuwd naar de opbrengst van de Rosamars. Kort daarop is tijdens een vergadering van de door ons opgerichte Actiegroep Integratie Gehandicapten besloten dat we ons actief moest inzetten om een einde te maken aan het aapjes kijken en dat we als goede doel werden ingezet!

Ontsnapt

In de gang op de terugreis van het defilé reed ik bijna tegen mijn vriend (soms vijand) Andreas aan.  Verder lezen

Sint Maartenskliniek 1971-1979 De Maartensschool. Deel 4.

Nadat we warm gegeten hadden, vlogen al mijn kamergenoten weer alle kanten op. Ze pakten hun hulpmiddelen, liepen of reden met hun driewieler of hand bewogen rolstoel weer naar hun volgende afspraak toe. Beduusd zat ik naar dit vreemde fenomeen te kijken.Kort daarop zou blijken, dat je een half uur de tijd had om te eten. Want om half 1 had de centraal planner al weer een nieuwe activiteit ingepland. De centraal planner was iemand die op een groot bord met LEGO steentjes in diverse kleuren, iedere dag en iedere minuut voor ons zou bepalen! Zodat iedereen zijn eigen therapeut, zwemles, doktersbezoek, logopedie of school kreeg ingepland.

foto fysiotherapie ruimte maartenskliniek

Fysiotherapie ruimte

Al deze behandelingen waren er op gericht om iedereen weer zo “gewoon” mogelijk te maken. In de kamer hing voor ieder van ons zijn eigen weekschema. Ja, zelfs vrije tijd was voor ons ingepland. Dit zou vele jaren later blijken, toen ik bij Ton de centraal planner stage mocht lopen, een grijs LEGO blokje was het blokje wat vrije tijd aangaf. Ik kan het nu wel vertellen: Leo één van mijn kamergenoten van het eerste uur was verantwoordelijk voor de eerste keer dat ik mijn been brak op de Maartenskliniek. Hier heb ik zonder dat hij het wist wraak op genomen! Bij Leo heb ik op het grote planbord alle grijze blokjes verwijderd. Hij heeft toen nog meer moeten zweten, om nog beter te leren lopen. Dat je met een LEGO blokje zo’n macht hebt is toch wel een leuke bijkomstigheid.

De Bel

Om 13.30 uur ging de bel van de school. Uit alle hoeken en gaten kwamen mijn kamergenoten rijden en aanstrompelen. Mijn kamergenoten mengden zich met alle anderen en ik reed maar mee in de stroom. Vandaag zou mijn eerste schooldag zijn! Ondanks dat ik heel moe was na de rit vanuit Dordrecht.

foto uit de maartensschool

De bel van de Maartensschool is gegaan

Mijn onvrijwillige bad avontuur met de blonde heks en een hongerig gevoel vanwege het feit dat ik meteen op dieet was gezet door Romana eiste zijn tol. Toch was ik heel benieuwd en nieuwsgierig. Zuster Laetantia hoofd van de Maartensschool, verwelkomde me. De vriendelijke Zuster wees me de weg naar de lift. De brugklas was op de eerste verdieping en iedereen die maar enigszins kon lopen moest met de trap. In de rij wachtend bij de oude lift keek ik naar dit vreemde schouwspel. De een liep nog moeilijker dan de andere, hun stokken meeslepend tussen hun tanden. Dit was dus revalidatie…….! Resultaat was vaak dat ze doodvermoeid uiteindelijk de laatst tree zouden bereiken en de gehele les verder zouden slapen. Hier werd niet over nagedacht, door onze witte jassen. Die middag nam ik me voor om nooit zo ver te gaan, dat ik lopend die trap zou beklimmen. Wat de witte jassen me ook voor de voeten zouden werpen. Ik kan mijn energie wel beter gebruiken De lift, met veel te hoge bedieningsknoppen waardoor we altijd moesten worden geholpen, moest ik nog wel iets op vinden. Niet lang daarna zou ik een “helpende hand” van mijn vader krijgen. Een hulpmiddel waarmee ik niet alleen iets van de grond kon oprapen maar ook de lift kon bedienen.

De Brugklas

De lift ging schokkerig omhoog, ik was blij dat ik er weer uit mocht. De deuren van de lift moest je zelf openduwen. Hiervoor moest je behoorlijk sterk zijn. Maar gelukkig was een van de klassenassistenten zo vriendelijk om de deur open te houden. Natuurlijk was ik te laat in de klas, maar dit keer had ik een goede reden. De file voor de lift, want alleen zij die echt niet in staat waren om de trappen te beklimmen mochten hiervan gebruik maken. De grote file van rollende lotgenoten, die zich vanaf dat moment langzaam richting de lift bewoog zou een dagelijks terugkerend ritueel zijn. Vooral tijdens de reis retour naar de flat was het zaak om als eerste bij de lift te zijn. Daar hing het vanaf, of je lauw of koud eten kreeg. Ons lokaal had zes tafels en het grote bureau van de juffrouw of meester. Achter in de klas stond een kast en voor ons hing het schoolbord met de krijtjes. Naast het schoolbord hing net zo’n graden boog als die de witte jassen gebruikten maar dan wel 10 keer zo groot. Een grote liniaal van wel 1 meter lang hing daarnaast. Deze herinnerde me aan de Groen van Pinksterschool waar deze liniaal werd gebruikt om duttende leerlingen wakker te maken. Meester Mulder sloeg er dan met de liniaal op de houten schoolbank. Bij een van die klappen op de schoolbank brak ik mijn bovenarm van de schrik. Mijn spieren waren zeker in die tijd sterker dan mijn botten. Met Osteogenesis Imperfecta maak je bijzondere momenten mee. Dit keer was het maar een arm, maar bij mijn ouders thuis zat ik een keer naar een cowboy film te kijken, Bonanza. Ik was zo ingespannen aan het kijken naar twee cowboys die begonnen te schieten, dat ik bij het eerste schot mijn arm en been brak. Ik schrok zo erg van het schot dat al mijn spieren zich aanspanden, waardoor ik mijn arm en been brak. Vaak heb ik geprobeerd om dit soort dingen te voorkomen, maar je moet ook leven. Vanaf dat moment had ik me voorgenomen om alles in het leven een keer mee te willen maken en vandaag was de brugklas aan de beurt.

Op herhaling!

Ditmaal ook een gesproken versie. Laat me weten wat je ervan denkt! Ik ben van plan dit in de toekomst aan al mijn columns toe te voegen.

Al 51 jaar, ben ik een fervent bezoeker van ziekenhuizen. Ik ben dan ook een kritische consument van zorg. Al hoewel? Als ik het ziekenhuisluchtje ruik, ben ik weer dat kleine jongetje dat met angst de witte jassen op zich af zie komen, de vriendelijke patiënt wil spelen en heel begripvol is voor al die mensen die het oh, zo druk hebben. Afgelopen november mocht ik weer op herhaling. Nee, dit keer niet voor de gebruikelijke botbreuk, waar ik er, inmiddels al weer 50 van heb gehad. Nee, nu voor een kleine bacterie, die de ziekte met de mooie naam, Wondroos veroorzaakt. Mijn linker been was rood gezwollen, twee keer zo dik en gelardeerd met 40 graden koorts, zodat je een eitje er op kon bakken. Ziekenhuizen zijn niet gebouwd voor echte gehandicapten, zeker niet, als je ook nog je eigen rolstoel mee neemt.

Ook in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen bleek het knap lastig, om de rolstoel naast het bed te laten staan. Mijn argument, dat hij er toch echt moest blijven staan, ingeval van brand, maakte indruk. Ik lag op een gemengde kamer mannen en vrouwen bij elkaar. Blijft wennen, maar ja dat is de vooruitgang. Het bed wat nog met de hand bediend moest worden, deed me denken aan mijn bezoek aan Rusland. Door een oude rot in het vak een echte verpleegster die de regeltjes wist te omzeilen kreeg ik uiteindelijk een elektrisch hoog/laag bed zodat ik weer zelfstandig kon eten. Je zult wel denken hoezo? Binnen het CWZ heb je room service, die je keurig op tijd je eten komt brengen. Maar ze komen je niet helpen op recht op te gaan zitten (dat staat niet in het protocol) en daar heb je dan weer een echte verpleegster voor nodig. De kans dat je dan warm eten hebt is behoorlijk klein. Nu stond ons ziekenhuis bekend om zijn geweldige eten! Maar nu wordt het kant en klaar geleverd, door een ander (goedkoper) bedrijf. De managers die dit soort idiote beleid voeren, hebben nog nooit in een ziekenhuis gelegen en er in ieder geval niet gegeten.

Het was een experiment net als de warme doekjes die in de plaats waren gekomen van de lieftallige verpleegster, met haar twee metalen waskommen en haar tweekleurig washand en handdoek. Een voor de bovenkant en een voor de onderkant.

Nee in het kader van de bezuinigen, warme papieren doekjes uit de magnetron een voor ieders lichaamsdeel. Later heb ik de doekjes nog wel gebruikt, om het enige rolstoelvriendelijke toilet schoon te maken, voor ik mijn gezondheid nog verder in gevaar bracht. Ik neem het onze interieurverzorgsters niet kwalijk, want 5 minuten per zaal is ook niet veel tijd. Na drie dagen was ik weer enigszins tot de levende toegetreden en vroeg of ik mijn bedtafeltje mocht hebben en of ze het blad zo wilde kantelen dat ik met mijn laptop aan de slag kon.

Veertig jaar geleden kon dat nog, maar ook hier hadden de bezuinigingen toegeslagen. Ze kon er wel een bestellen, maar dan moest de afdelingsarts toestemming geven en daarna moest er bij de ergotherapie een aanvraag ingediend worden om het tafeltje te leveren en af te stellen. Nu was ik niet van plan om nog heel veel langer te blijven, dus liet ik het maar zitten.

Na een week heb ik het ziekenhuis weer verlaten en durf er nu vier jaar later weer over te praten.

Uit mijn aanstaande boek “Troost Over Leven”

Sint Maartenskliniek 1971-1979 Wat er aan vooraf ging. Deel 1

Haastige spoed is zelden goed

Volgens mij was het maandag. Ik kwam met het rolstoelbusje uit school. Mijn moeder riep nog: “Jan, thee!” “Nee ma, ik heb geen tijd.” Zo snel ik kon rij ik in mijn rolstoel naar de oprit bij de bakker. De straat over, natuurlijk, nadat ik natuurlijk goed rechts en links had gekeken. Want voor je het weet zit je onder de auto van De Vlaming, onze kolenboer. Hij had drie kinderen. Ze speelde allemaal viool, want ze zaten op het conservatorium. Iedere avond een ware serenade van miauwende katten. Nee, geen klassieke muziek voor mij.

Ik wuif nog even naar tante Til, onze overbuurvrouw, en rij met volle vaart de brandgang in. Ik moet de krantjes van de Spar bij de moeder van Jan van de Linden ophalen. Je kent ze wel, die reclame krantjes, maar ik deed het graag samen met Jan, mijn beste vriend. Hij kreeg het geld en ik deed het natuurlijk weer vrijwillig. Maar vriendschap is wat waard..

Ambulance uit 1970

Met volle vaart rij ik het donkere gedeelte van de brandgang in. Ik hoor en voel een enorme klap en de peddels van mijn Roadmaster  blokkeren. Even staat de tijd stil , maar dan komt mijn rolstoel in één keer tot stilstand, en ik voel dat de rolstoel naar voren duikt. Voor ik het me goed realiseer, schampte mijn linkerarm langs de stenen muur en kantelt mijn rolstoel langzaam voor over. Mijn voorhoofd klapt op de harde stoeptegels en mijn neus wordt opengescheurd door de kiezel stenen die tussen de tegels zitten. Door de druk van de rolstoel die boven op me ligt voel ik eerst mijn been en even later mijn arm breken. Ik schreeuw het uit van angst. Op dat moment voel ik ook mijn rechter kaakkopje breken. Even heb ik het gevoel dat ik hier nooit meer uitkom. Gelukkig heeft een klein meisje gezien wat er gebeurde. Ze rende naar ons huis en belde aan bij mijn moeder. Het meisje vertelde dat ik in de brandgang lag. Mijn moeder rende meteen naar de overkant. Ma schrok zich dood. Ze zag me voorover liggen, met de rolstoel op me. Maar ma kon niet bij me komen, want de brandgang was veel te nauw. Ze kon me met geen mogelijkheid overeind krijgen. De moeder van Jan van der Linden kwam nu van de andere kant aanrennen met een deken. Ma, rende weer naar huis, mij achterlatend bij de moeder van Jan. Mevrouw van de Linden legde de deken over mij heen. Inmiddels begonnen de koude rillingen door de vele botbreuken, zich van mijn lichaam meester te maken. Soms verloor ik even het bewustzijn. Later zou blijken dat ik een fikse hersenschudding had. Mijn moeder belde de ziekenauto en mijn vader, die op de pont werkte. Zo snel als kon zou hij naar het Gemeenteziekenhuis komen. Mijn vaste ziekenhuisadres. Verder lezen