Vandaag hebben Rob en ik een “geheime ontmoeting” met vader Pavel Adelgeim, aartspriester uit Pskov. Onze ontmoeting is midden op het kerkhof s’ morgens vroeg om 6.00 uur. Zelfs een bezoek uit Nederland kan hem al in de problemen brengen. Rob en ik hebben ook onze andere delegatieleden niet op de hoogte gebracht van ons bezoek. We verlaten het hotel via de nooduitgang in alle vroegte. Op verzoek van de Stedenband, de werkgroep Kerken, brengen we hem een brief uit Nijmegen. Hij is blij met het bericht. Ik geef nu wel toe, dat om zes uur s’ morgens een geheime ontmoeting te hebben op een kerkhof, wel een beetje luguber en eigenlijk ook wel eng is.
We worden opgewacht door de Aartsbisschop bij een kleine Kapel midden op het kerkhof.
Bezuiniging betekent besparen op de uitgaven door deze omlaag te brengen. Deze zin wordt door PvdA en VVD iedere dag opnieuw onder de aandacht gebracht!
Het tempo is moordend en het grote publiek denkt: “ach het zal zo’n vaart niet lopen.” Juist deze nonchalante houding geeft dit kabinet de mogelijkheid om door te gaan. Het aantal mensen dat actief protest aantekenend, is te verwaarlozen.De Gemeenten gaan de problemen oplossen door het dichter bij de mensen te brengen! Natuurlijk moeten zij nog meer bezuinigingen, omdat ze minder geld krijgen van de Rijksoverheid. Nu Gemeenten zoals Den Haag langzaam aan wakker worden, roept Jorritsma voorzitter van de VNG dat er nog meer bezuinigd moet worden! Het toverwoord decentralisatie, begint zijn toverkracht te verliezen! Het tweede woord is mantelzorg, dé oplossing voor alle problemen. Het derde woord is de zorgzame samenleving. Drie woorden die de bezuinigingen moet verzachten.
Rood/roze sausje.
Maar eigenlijk is het gewoon een heel rechtse boodschap met een heel klein beetje links, rood/roze sausje. Ieder voor zich en God voor ons allen. Ouder worden en een handicap krijgen is een persoonlijk probleem. Natuurlijk zijn de rijken bereid om (mits ze dit kunnen aftrekken van de belasting) een aalmoes toe te werpen. Met gezellige en goed gevulde etentjes, aan tafels gedekt met wit damasten tafellakens. Met elkaar sprekend over de goedheid van hun goede gaven aan de armen, onder het genot van een goed glas wijn. Met een beetje mazzel wordt er ook nog een echte arme uitgenodigd aan tafel. Het recht op voorzieningen en uitkeringen uit het rijke verleden van Drees (PvdA) is inmiddels verkwanseld.
Is het keukentafel gesprek iets nieuws?
Nee hoor, in de jaren 60 kwam de maatschappelijk werkster van “Draagt Elkanders Lasten” al bij ons thuis aan de keukentafel om het rapport op te maken. Mijn ouders kwamen uit een eenvoudig arbeidersgezin, dankzij hun ben ik aan mijn eerste rolstoel gekomen.
Mijn ouders hadden geen financiële mogelijkheden om mijn rolstoel, kostprijs 436 gulden te betalen. De maatschappelijk werkster heeft het geld bij elkaar gekregen door aanvragen te doen bij het personeelsfonds van de Gemeente Dordrecht, Papefonds, de kerk en het Regina van Geunsfonds. Deze exercitie gaan we nu ook weer aan, nu met de gemeenteambtenaar aan de keuken tafel. Dus oude wijn in nieuwe zakken. Vervelend is wel dat we geen keukentafel meer hebben. Deze is inmiddels wegbezuinigd!
Om acht uur gaat de wekker. Na een uitgebreid ontbijt gaan we met Sergei naar Wladimir die ons bij de bus staat op te wachten, op naar het Gemeentehuis. Ook in het Gemeentehuis is geen lift, dus met vereende krachten word ik door Rob en Serge de trap opgeholpen.
Hier worden we officieel ontvangen door het hoofd Sociale zaken, Ivan Kalinin. Buiten onze delegatie om zijn er nog drie personen aanwezig. Sergei Rachovoski sinds een maand directeur van een nieuw opgericht centrum dat verantwoordelijk is voor materiële en humane hulp, tevens contactpersoon voor de fabrieken van de blinden en de doven. Alexander Bizjajev (hoofd afdeling Buitenland) en een journaliste.
Na een uitgebreide toelichting door de heer Kalinin over de moeilijke economische situatie en een uitleg over de schuld van 3 triljoen Roebel waar Pskov mee te maken heeft, legt hij uit wat ze er aan proberen te doen. De zwarte handel is een wijdverbreid probleem. De overheid probeert met de zeer beperkte middelen die zij heeft gaarkeukens en speciale winkels voor ouderen en gehandicapten op te zetten. Hij moet toegeven dat er geen aangepaste woningen zijn, geen vervoersmogelijkheden en dat bijna alle voorzieningen voor mensen met een handicap ontbreken. Het krijgen van een rolstoel is geen probleem volgens de gemeente. Ik lees de brief voor, die ik van mevrouw Huygens, onze voorzitter, heb meegekregen Hier doet ze het voorstel om stagemogelijkheden aan te bieden bij de WIG in Nijmegen. Hier wordt positief op gereageerd. De heer Kalinin spreekt de wens uit dat deze uitwisseling vruchtbaar zal zijn. Hij spreekt zijn waardering uit voor de delegatie van de WIG en dat we een pioniersfunctie vervullen. Nadat we het gemeentehuis hebben verlaten lopen we een beetje verdwaasd door de straten van Pskov. De problemen zijn hier zo enorm dat je niet weet waar je moet beginnen. Tijdens de stadstoer blijkt, dat er geen museum, winkel of gebouw toegankelijk is.
’s Avonds krijgen we nog een rondvaart op de rivier de Velikaja. Doordat ik niet met de rolstoel aan boord kan komen, ben ik met veel hulp van Rob en Serge toch aan boord gekomen. De loopplank naar de boot was maar zestig centimeter breed en dat zonder leuning. Gelukkig had ik al een glas Wodka op en ben met gevaar voor eigen leven het avontuur aangegaan. De Russen staan bekend als heldhaftig, ik denk dat dit mede door de Wodka komt. Maar een ding weet ik zeker; dit doe ik nooit meer!!!
Uiteindelijk komen we aan op de draagvleugelboot waar normaal 300 passagiers in zitten. Maar dit keer was hij voor onze delegatie, de sponsoren en onze Russische vrienden afgehuurd. De boot voer met een rotgang over de rivier de Velikaja. De omgeving van Pskov vanaf de waterkant is echt geweldig om te zien. De koepels van sommige kerken zijn bedekt met puur goud. Heel indrukwekkend als je deze gebouwen ziet. Na twee uur varen komen we weer aan bij de aanlegplaats. Nog een keer over de loopplank en Rob, Ole en Bert tillen me met rolstoel en al over de trappen naar de gereedstaande bus. Na nog een glaasje te hebben gedronken gaan we vermoeid naar bed.
Broeder Tuck en ik waren weer eens onderweg na een actie van Terug naar de bossen in Den Haag. In mijn busje werd ik gebeld door Joke Visser of ik nog oudere gehandicapte kende. “Nee daar ga ik niet mee om, als jong gehandicapte, ik heb alleen contact met jongere.” Enigszins bedremmeld zei Joke: “ja,maar Jan ik bedoel jouw! Even was ik helemaal onthutst. Ik een oudere gehandicapte?
Nadat we warm gegeten hadden, vlogen al mijn kamergenoten weer alle kanten op. Ze pakten hun hulpmiddelen, liepen of reden met hun driewieler of hand bewogen rolstoel weer naar hun volgende afspraak toe. Beduusd zat ik naar dit vreemde fenomeen te kijken.Kort daarop zou blijken, dat je een half uur de tijd had om te eten. Want om half 1 had de centraal planner al weer een nieuwe activiteit ingepland. De centraal planner was iemand die op een groot bord met LEGO steentjes in diverse kleuren, iedere dag en iedere minuut voor ons zou bepalen! Zodat iedereen zijn eigen therapeut, zwemles, doktersbezoek, logopedie of school kreeg ingepland.
Al deze behandelingen waren er op gericht om iedereen weer zo “gewoon” mogelijk te maken. In de kamer hing voor ieder van ons zijn eigen weekschema. Ja, zelfs vrije tijd was voor ons ingepland. Dit zou vele jaren later blijken, toen ik bij Ton de centraal planner stage mocht lopen, een grijs LEGO blokje was het blokje wat vrije tijd aangaf. Ik kan het nu wel vertellen: Leo één van mijn kamergenoten van het eerste uur was verantwoordelijk voor de eerste keer dat ik mijn been brak op de Maartenskliniek. Hier heb ik zonder dat hij het wist wraak op genomen! Bij Leo heb ik op het grote planbord alle grijze blokjes verwijderd. Hij heeft toen nog meer moeten zweten, om nog beter te leren lopen. Dat je met een LEGO blokje zo’n macht hebt is toch wel een leuke bijkomstigheid.
De Bel
Om 13.30 uur ging de bel van de school. Uit alle hoeken en gaten kwamen mijn kamergenoten rijden en aanstrompelen. Mijn kamergenoten mengden zich met alle anderen en ik reed maar mee in de stroom. Vandaag zou mijn eerste schooldag zijn! Ondanks dat ik heel moe was na de rit vanuit Dordrecht.
Mijn onvrijwillige bad avontuur met de blonde heks en een hongerig gevoel vanwege het feit dat ik meteen op dieet was gezet door Romana eiste zijn tol. Toch was ik heel benieuwd en nieuwsgierig. Zuster Laetantia hoofd van de Maartensschool, verwelkomde me. De vriendelijke Zuster wees me de weg naar de lift. De brugklas was op de eerste verdieping en iedereen die maar enigszins kon lopen moest met de trap. In de rij wachtend bij de oude lift keek ik naar dit vreemde schouwspel. De een liep nog moeilijker dan de andere, hun stokken meeslepend tussen hun tanden. Dit was dus revalidatie…….! Resultaat was vaak dat ze doodvermoeid uiteindelijk de laatst tree zouden bereiken en de gehele les verder zouden slapen. Hier werd niet over nagedacht, door onze witte jassen. Die middag nam ik me voor om nooit zo ver te gaan, dat ik lopend die trap zou beklimmen. Wat de witte jassen me ook voor de voeten zouden werpen. Ik kan mijn energie wel beter gebruiken De lift, met veel te hoge bedieningsknoppen waardoor we altijd moesten worden geholpen, moest ik nog wel iets op vinden. Niet lang daarna zou ik een “helpende hand” van mijn vader krijgen. Een hulpmiddel waarmee ik niet alleen iets van de grond kon oprapen maar ook de lift kon bedienen.
De Brugklas
De lift ging schokkerig omhoog, ik was blij dat ik er weer uit mocht. De deuren van de lift moest je zelf openduwen. Hiervoor moest je behoorlijk sterk zijn. Maar gelukkig was een van de klassenassistenten zo vriendelijk om de deur open te houden. Natuurlijk was ik te laat in de klas, maar dit keer had ik een goede reden. De file voor de lift, want alleen zij die echt niet in staat waren om de trappen te beklimmen mochten hiervan gebruik maken. De grote file van rollende lotgenoten, die zich vanaf dat moment langzaam richting de lift bewoog zou een dagelijks terugkerend ritueel zijn. Vooral tijdens de reis retour naar de flat was het zaak om als eerste bij de lift te zijn. Daar hing het vanaf, of je lauw of koud eten kreeg. Ons lokaal had zes tafels en het grote bureau van de juffrouw of meester. Achter in de klas stond een kast en voor ons hing het schoolbord met de krijtjes. Naast het schoolbord hing net zo’n graden boog als die de witte jassen gebruikten maar dan wel 10 keer zo groot. Een grote liniaal van wel 1 meter lang hing daarnaast. Deze herinnerde me aan de Groen van Pinksterschool waar deze liniaal werd gebruikt om duttende leerlingen wakker te maken. Meester Mulder sloeg er dan met de liniaal op de houten schoolbank. Bij een van die klappen op de schoolbank brak ik mijn bovenarm van de schrik. Mijn spieren waren zeker in die tijd sterker dan mijn botten. Met Osteogenesis Imperfecta maak je bijzondere momenten mee. Dit keer was het maar een arm, maar bij mijn ouders thuis zat ik een keer naar een cowboy film te kijken, Bonanza. Ik was zo ingespannen aan het kijken naar twee cowboys die begonnen te schieten, dat ik bij het eerste schot mijn arm en been brak. Ik schrok zo erg van het schot dat al mijn spieren zich aanspanden, waardoor ik mijn arm en been brak. Vaak heb ik geprobeerd om dit soort dingen te voorkomen, maar je moet ook leven. Vanaf dat moment had ik me voorgenomen om alles in het leven een keer mee te willen maken en vandaag was de brugklas aan de beurt.
Vandaag hebben mijn ouders me naar de Maartenskliniek gebracht. Bij het afscheid geef ik mijn moeder een kus en mijn vader een hand. Pasja onze hond, geef ik nog een aai over zijn kopje en geef hem aan mijn ouders mee.
Ik zwaai naar de wegrijdende Mercedes, waarin pa en ma vertrekken. Pas over een maand zal ik ze weer zien, als ik het weekend naar huis mag. Nu begint mijn leven binnen de muren van een internaat in Nijmegen pas echt. Als 12 jarige jongen vecht ik tegen de kleine traan, die langzaam over mijn wang loopt. Ik verman mezelf en denk nog even terug aan de de vleeskeuring van de dokters, die ik net achter de rug heb. Erger zou het niet kunnen worden, of wel?? Van nature ben ik altijd een positief mens. Ik geloof in het leven! Maar was er van overtuigd dat je maar beter uit de handen kon blijven van de witte jassen (de dokters). Als dat gaat lukken kan het hier best nog leuk worden.
De school gaat uit
Rond etenstijd lopen we (als rolstoelgebruiker geef ik hiermee het tempo aan) terug naar mijn nieuwe huiskamer, samen met de blonde heks.
In de verte hoor ik een bel , later zou blijken de schoolbel van de Maartensschool.
Ik kijk naar buiten en zie dat er een groep van mank lopende kinderen, recht op de deur van onze flat af komt rennen. Met stokken van hout of ijzer. Klein en groot door elkaar, daarna allerlei verschillende rolstoelen. Daarachter, de mensen in bedden met angstaanjagende stellages. Zoals ik die ook nog wel kende uit het Gemeente ziekenhuis in Dordrecht. De invasie is begonnen. Ik rij met mijn rolstoel achter een pilaar om de meute langs me te laten rijden! Want ik had het gevoel, dat ze anders dwars over me heen zouden denderen. De groep verspreidde zich over de drie wandelgangen.
De flat
De benedenverdieping van de flat van de kinderrevalidatie bestond uit 4 gangen, die in een vierkant waren gebouwd. In het midden een binnentuin, met een oranje pierenbadje. Ooit geschonken door de plaatselijke Snackbar Groenen in Nijmegen. Je had de Dokter Bare straat, waar ik woonde in kamer 3. De kamers 1,2,3 en 4 waren de leefgroepen voor de wat oudere revalidanten. Als je uiteindelijk kamer 1 bereikt had, werd je kort daar op vrij gelaten. De deur van het reservaat ging dan open. Maar, dit zou nog een dikke 6 jaar duren.
Kamer 3
Tussen de twee kamers 3 en 4 in had je de theekeuken, verboden terrein voor ons. Dit was het domein van de groepsleiding. Het mengen van de twee huiskamers was uitdrukkelijk niet de bedoeling. Wij moesten als gezin samenleven in onze eigen kamer met onze vier moeders. De prinses Margriet straat ( Prinses Margriet had de flat in 1965 geopend) hier waren de dagverblijven van de kinderen tot 12 jaar. In de Dwarsgang zaten de kleintjes soms zelfs kinderen van 1 1/2 jaar oud. In iedere groep werkten 4 kinderverzorgsters en later groepsleidsters. Met 120 kinderen zaten we in de zogeheten laagbouw.
Onze slaapkamers
Onze slaapkamers bevinden zich op de eerste, tweede en derde verdieping. Ook hier is een heldere indeling, de kleintjes slapen als je de lift uitkomt rechts. In twee grote slaapzalen. Twaalf jongens en twaalf meisjes, gescheiden van elkaar. Iedere slaapzaal heeft een eigen badkamer en wc. Aan de linker kant waren twee kamers voor de jongens met ieder drie bedden, drie kasten en drie wastafels. Boven het bed hing een lampje en de alarmbel.
Daarna kwam de kamer van de non die ons s ’nachts in de gaten moest houden. Nonnen van Barmhartigheid die het beste met ons voor hadden, maar die je wel goed in de smiezen hielden. Daarnaast twee kamers voor de meisjes. Vanaf de eerste dag wordt ons helder gemaakt, dat wij, de jongens, zich niet in dit gedeelte mogen ophouden. Dat is verboden gebied. Helemaal aan het einde van het verboden gebied is het washok. Daar mogen we niet komen. Ons wasgoed moeten we iedere morgen naast de deur leggen en dan komt het van zelf weer terug in onze kast. Wie de kabouter is, die dit altijd deed weet ik anno 2013 nog steeds niet ik heb hem of haar nooit gezien! Op de hoogste verdieping, de vierde, hier wordt door mijn nieuwe kamergenoten met een heilig ontzag over gesproken. Want daar was de ziekenboeg. Als je hier werd opgenomen is dat geen goed teken! Wim mijn kamergenoot wilde mij als broekie wel even bang maken. Hij vertelde me dat velen na de ziekenboeg, in het lijkenhuisje terecht kwamen. Vanuit onze slaapkamer op de derde verdieping keken we hier op uit. Op de kinderafdeling in het oude Gemeenteziekenhuis had ik uitzicht op de Katholieke begraafplaats. Dus ik ben wel wat gewent. Maar hij vertelde me ook nog, dat als het lampje boven de deur van het lijkenhuis brandt er weer iemand was overleden. Dit lampje heb ik daarna nog vaak zien branden. Iedereen doet zijn uiterste best om niet in de ziekenboeg terecht komen fluisterde hij me in het oor.
Vanuit de vierde verdieping, de ziekenboeg, doet de nachtzuster s’ nachts haar ronde over alle vier de verdiepingen. Een nachtzuster voor 120 kinderen, kan me niet voorstellen dat dit nu nog zou mogen…..!
De reuma afdeling.
In het souterrain is de kinder-reuma afdeling ondergebracht. Deze afdeling was hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Hier mochten we onder geen beding komen, hier heerste rust, reinheid en regelmaat. De therapie bestond uit goudinjecties en bedrust, absolute bedrust en wij mochten die rust niet verstoren. Wie aan reuma lijdt, moet veel rust hebben, luidde de redenering. In de acute fase was volledige bedrust noodzakelijk volgens de deskundigen. Als de ziekte minder actief was, mochten de jongeren een deel van de dag opstaan. Zij moesten dan wel op de afdeling blijven. Om ernstige contracturen, met name aan de knieën, weg te nemen rekte de orthopeed de gewrichten onder narcose op. Vervolgens werden de benen zo recht mogelijk in gegipst. De jongeren die hier voor in aanmerking kwamen kregen een goudinjectie in de bilspier. Dit edelmetaal gold op dat moment als een van de meest werkzame medicamenten bij reumatoïde artritis. Soms was het effect spectaculair maar op langere termijn nam de werking af. Later bleek dat er ook veel bijwerkingen waren aan huid, lever en nieren. Met een ijzeren discipline bestierde zuster G…. ,door ons ook wel Opper non genoemd, de afdeling. Ondanks de angst om betrapt te worden terwijl we contact legden met de jongens en vaak leuke meiden, deden we dat natuurlijk wel! Door de leiding werd ons duidelijke gemaakt dat we dan het risico liepen van het internaat verwijderd te worden.
Het is drie uur ’s nachts. Na maanden van voorbereiding is het zover. Na een onrustige nacht, voelde de wekker als een bevrijding. Eindelijk hoefde ik er niet meer tegen op te zien, want nu is er geen weg meer terug. Paula (mijn vrouw/vriendin) stond al vast op, om koffie te zetten. Rob Vullings, mijn collega die ’s nachts bij ons geslapen had, was al wakker en liep slaperig door de gang. Rond half vier ging voor het eerst de bel van de voordeur. Vlak na elkaar kwamen Bert Dik (collega) en Gerard Mesterom (onze Russische tolk) binnen, om na de koffie richting Rusland af te reizen want daar begint onze expeditie naar Pskov.
Wat er aan vooraf ging!
Om het voor de lezer wat eenvoudiger te maken zal ik iets over de voorgeschiedenis vertellen. Rob Vullings en ik werken al sinds 1976 voor de Werkgroep Integratie Gehandicapten in Nijmegen. Een aantal jaren geleden is onze Werkgroep op het idee gekomen om contacten te leggen met gehandicapten in Rusland. De Gemeente Nijmegen heeft al jaren een stedenband met de zusterstad PSKOV, 300 km van Sint-Petersburg (Leningrad). Zoals de lezers van dit boek ongetwijfeld weten, werden de Paralympics in Rusland (1981) niet door hen georganiseerd is. De reden was dat Rusland geen mensen met een handicap had. Omdat wij dat niet konden geloven, dat dit werkelijk zo was, hebben we contact gezocht met de Gemeente Nijmegen. Die stonden achter ons idee om contact te zoeken met mensen met een handicap in Pskov en zegde al hun medewerking toe. Ben meteen lid geworden van de Stedenband Nijmegen-PSKOV om zoveel mogelijk over PSKOV te weten te komen. Lees verder Expeditie naar Pskov, Rusland. Deel 1/7.→
Verzamelen zit me in het bloed, dit doe ik al vanaf mijn zesde jaar. Nog steeds verzamel ik, soms tot ongenoegen van mijn lieve vrouw. Postzegels, sigarenbandjes en ansichtkaarten waren mijn eerste objecten. Nu hou ik het maar bij stripboeken, treintjes, uniformen en uniformpetten. Op mijn kantoor thuis verzamel ik ook: historische boeken, nota’s, beleidsplannen en foto’s van onze achterban en haar instellingen. Die ik daarna weer toevoeg aan mijn vernieuwde site.
Cor mijn oude directeur bij Programma VCP was mijn verzamelwoede ook opgevallen, en vroeg zich af of het niet tijd was om lokale gehandicapten belangenbehartigers te gaan verzamelen; zij die het verschil kunnen en willen maken, in de niet-aflatende strijd voor gelijke behandeling en gelijke kansen. Meteen was mijn verzamelwoede aangewakkerd, en nu wordt het tijd om ermee te starten. Zeker nu ze in Den Haag zichzelf steeds meer overbodig maken! Deze lokale helden moeten we eren, want belangenbehartiging blijft nodig. Wil jij bij de top honderd horen? Of ken je iemand, mail me dan!
Als ik er 100 bij elkaar heb, maak ik een afspraak met de directie van Albert Heijn. Om ze het idee aan de hand te doen om in plaats van voetbalplaatjes lokale belangenbehartigers plaatjes uit te geven. Zodat ik en mijn medeverzamelaars deze nieuwe verzameling bij elkaar kunnen sparen. Ik kijk er naar uit om net als al die jonge voetbalenthousiasten, achter de dranghekken te staan om mijn verzameling compleet te krijgen. Onze lokale helden op een plaatje; voor vele jonge verzamelaars het begin van een nieuwe hobby.
Al vanaf mijn zesde levensjaar heb ik maar een nachtmerrie, die vaak terug komt. Begin jaren zestig kwam er tijdens een tocht met de zeepkist een jongen onder de trein in Dordrecht, waar ik toen woonde. Dat beeld van die spoorwegovergang heeft zich in mijn geheugen gegrift.
Sinds twaalf jaar woon ik in Wijchen aan de “verkeerde kant“ van het spoor. Dat betekent, dat als ik naar het dorp wil, ik over het spoor moet. Wijchen heeft twee sporen en iedere keer ben ik blij dat ik met mijn rolstoel, niet, met mijn voorwieltjes in de brede opening van het spoor blijf hangen. Met OI hou je overal rekening mee niet waar.
Dat het kan gebeuren heeft mijn oude penningmeester van de CG-Raad bewezen, tijdens een bezoek aan Wijchen. Kees reed voor me, al kletsend kiepte hij uit zijn rolstoel omdat zijn voorwielen in de opening van de spoorwegovergang bleven hangen. Met vereende krachten klom hij er weer in en voordat de bomen dicht gingen waren we weer overgestoken. De schrik zat er behoorlijk in.
Een paar weken geleden was ik in Bussum samen met mijn oud collega Trudy om een verhaal te houden over de inclusieve samenleving, met de titel Pompen of verzuipen. In het centrum van Bussum had ik mijn auto geparkeerd en zei dat ik het plezierig vond om “lopend” naar de bijeenkomst te gaan.
Enerzijds omdat ik Bussum even wilde verkennen op toegankelijkheid en ik ook samen met Trudy nog wat moest eten. Uiteindelijk een goed en toegankelijke pizzeria gevonden. Daarna over het spoor naar de zaal waar de bijeenkomst zou plaats vinden.
Op de terugreis liep ik voor mijn collega uit ,met Sandra, ook rolstoelgebruiker en al kletsend staken we in het donker het spoor over. De bellen rinkelde toen we twee van de vijf sporen over waren. Meteen begonnen de spoorbomen naar beneden te gaan. Gelukkig was er in het midden een kleine opstelplaats waar Sandra en ik elkaar vast hielden. Want in de verte kwam de intercity er aan denderen. Alleen al de luchtverplaatsing kan voldoende zijn om mee te worden gezogen. Mijn collega die aan de andere kant van de spoorbomen stond zag het gebeuren en kreeg bijna een hartverzakking. Ook een blinde lokale belangenbehartiger kon het voor zich zien, ondanks dat hij het niet zag voor zijn geestesoog. Ik geeft toe dat zelfs ik met mijn
O4 rolstoel het niet durfde te wagen om de laatste drie sporen over te steken. Midden tussen de sporen deden we een schietgebedje dat het goed ging.
Dat ik deze column schrijf betekend dat Sandra en ik het hebben gered. Maar dat zelfs de breedte van de rails invloed hebben op de participatie van mensen met een handicap is me wel weer duidelijk geworden. Later bleek dat mijn Osteogenesis niet de reden was van mijn angst voor het spoor. Door de vele reacties van mensen met reuma, dwarslaesie, MS en andere rolstoelgebonden kameraden blijkt maar weer dat de angst voor het spoor niet voorbehouden is aan mensen met Osteogenesis Imperfecta. Deze column is inmiddels door de Gemeente Bussum doorgestuurd aan de NS. Wie weet, red het levens?