UITNODIGING 24 februari om 20.00 uur tot 22.00 uur
Op 24 februari 2014 organiseert Terug naar de Bossen een debat over zorg en participatie in Amstelveen. Terug naar de Bossen is een groep van mensen met een beperking die vroeger jarenlang in de bossen van Nederland werden weggestopt. Zij wonen nu bij u in de buurt en dus ook in Amstelveen!
Aan de hand van een aantal stellingen, gaan wij een levendig debat voeren. Vertegenwoordigers van de politieke partijen die op 19 maart meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen zijn hiervoor uitgenodigd. Onder de bezielende leiding van Jan Troost, oud-voorzitter van de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad en tevens woordvoerder van Terug naar de Bossen, kunnen zij in discussie gaan over hun visie op de zorg en participatie. Zij voeren het debat met elkaar én met de zaal. Daarom zijn ook de zorgaanbieders en burgers met een handicap van harte welkom op deze avond. De centrale vraag zal zijn: Hoe denken de politieke partijen de nieuwe wetten en regels omtrent de zorg te gaan uitvoeren in Amstelveen.
“Zuster Margaretha” en “Broeder Tuck”
Zullen onbevooroordeeld de Gouden Eekhoorn uitreiken aan diegene die een positieve bijdrage heeft geleverd aan dit spannende debat.
Samen moeten we het gaan maken!
Op 24 februari om 20.00 uur tot ca. 22.00 uur
In de Meent, Orion 3 Amstelveen
www.terugnaardebossen.nl
Wil je in jullie Gemeente ook een Terug naar de bossen debat: mail ons gerust. terugnaardebossen@gmail.com
Vandaag, 3 december, heeft de VN uitgeroepen tot Internationale Dag van Personen met een Handicap. Directeuren en ambassadeurs van ontwikkelings- rechten- en belangenorganisaties vragen aandacht voor de rechten van kinderen en volwassenen met een handicap in ontwikkelingslanden, omdat hun rechten nog op grote schaal worden geschonden.
“Hef de barrières op en zet de deur open naar een wereld en ontwikkeling voor iedereen”
De Nederlandse regering streeft in internationale samenwerking naar opheffing van armoede. Dit lukt alleen met initiatieven en maatregelen die ook mensen met een handicap bereiken. Van de een miljard wereldbewoners die in extreme armoede leven, heeft 20 procent een handicap. Het hoge percentage is geen toeval. Armoede is de meest voorkomende oorzaak van handicaps door verhoogd risico op gezondheidsproblemen, ondervoeding, risicovol werk en geen middelen voor scholing en zorg. Lees verder Terug naar de Bossen staat er vierkant achter!→
In 1972 woonde ik in de bossen van Nederland. Niet over ons, zonder ons! Dat was de slogan, die jongeren met een handicap er toe aan zette, om hun plaats in de samenleving op te eisen. De Katholieke kerk had zich ontfermt over de ongelukkige invalide en achter de hekken van het internaat waren we afgesloten van de buitenwereld. De beweging van jongeren met een handicap kwam in actie om hun rechten op te eisen. Vanaf dat moment heb ik besloten om een bijdrage te leveren aan deze emancipatie beweging. Eerst als lid van de Actiegroep Integratie Gehandicapten, tot ik uiteindelijk voorzitter werd van de Landelijke Gehandicapten Raad. Vanuit de beweging kwamen er in die tijd nieuwe initiatieven: Persoonsgebonden budget, Focus, wet gelijke behandeling, leerling gebonden financiering, toegankelijkheid voor iedereen en nog vele andere vernieuwingen. Het eerste kabinet Rutte heeft hier enorm op bezuinigt. Rutte 2, maakt het nu af.
Mensen met een handicap worden weer neergezet als kwetsbare burgers. Rechten die vanaf de jaren zeventig zijn opgebouwd worden omgezet in een nieuwe vorm van liefdadigheid. Nu zijn het niet de kerken, maar de overheid die oproepen tot verdraagzaamheid en mededogen voor onze kwetsbare mensen. Voor de verstotene van de samenleving, gehandicapten, verslaafde en minder draagkrachtige. Hier gaan we weer actie voor voeren als samenleving. Televisie programma’s die huizen verbouwen voor zielige gehandicapten. Tranentrekkende programma’ s die een rolstoel (gesponsord) geven aan een “nieuwkomer” die niet meer weet dat dit een recht was!
Helaas?
De Katholieke kerk had één groot voordeel, ten opzichte van Kabinet Rutte.
De kerk kon tegen het volk zeggen dat ze in de hemel konden komen door hun goede gave, dat kunnen Rutte en Samson niet!!!
De Rollende Hollander Jan Troost Column geschreven voor Independent Living België.
Vandaag doen we als eerste rolstoelgebruikers mee aan de Rosa mars (1973).
Andreas en ik volgde de gele bordjes en reden door de straten van Nijmegen. Iets waar we absoluut niet over nagedacht hadden was dat wandelaars de rare neiging hebben om van de gebaande paden af te wijken. De organisatie had hier dan ook rekening mee gehouden! Voor we het wisten reden we niet meer op de mooi verharde weg, maar over bospaden in de mooie bossen van Nijmegen. De bospaden gingen nog wel, maar de zandpaden waren een ramp. Onze mede wandelaars baggerde door het zand alsof ze niets liever deden.
Voor onze roadmaster was dit echt een beproeving. Met regelmaat liepen onze wielen vast in het rulle zand. Soms werden we geholpen door een vriendelijke mede wandelaar. Andreas en ik hadden touw en bandplakspullen mee genomen. Dat touw hebben we nog dankbaar gebruikt van gemaakt om dat er een helling was die te steil was om omhoog te komen. Andreas kroop uit zijn rolstoel en maakte het touw vast aan een boom. Zo konden we ons zelf om hoog trekken. Wel tien mensen vroegen of ze konden helpen. Nee, was niet nodig: zeiden we, kunnen het zelf wel. Lekke banden zouden we niet krijgen. Maar goed ook. Want de fietspomp was ik vergeten. We voelden ons echte helden die bezig waren met de eerste grote overlevingstocht in de wereld, van recht opstaande en zich op twee benen voortbewegende mensen van buiten.Onze handen waren inmiddels bezaaid met blaren. Aan het einde van de dag zouden we de eerste zijn, die ooit tijdens een wandelmars aan bloedblaren in de handen door de medewerkers van het rode Kruis behandeld zouden worden.
Vlak voor ons zagen we het café van Knoertje. Dit was het teken dat we weer bij de Sint Maartenskliniek waren aangekomen. Op het terras namen we even pauze. We realiseerde ons dat nu het moment van de waarheid was aangebroken en bestelde een pilsje. Maar waar we niet op gerekend waren was de waard. Knoertje, de eigenaar, kwam op ons af lopen en we bestelde een pilsje. Enigszins bits vroeg hij of we een briefje hadden van de dokter. Verbaasd dat je buiten het terrein een briefje van de dokter nodig had als je een pilsje bestelde, stamelde ik beduusd; “Nee die hebben we niet.” “Helaas dan mag ik jullie geen bier schenken, limonade kan wel.” Zei de waard. Uiteindelijk namen we maar Sisi, deze zeer oranje limonade in een kartonnen piramide werd ons met een rietje voorgezet. Van mijn zakgeld betaalde ik hem en nu we toch geen bier kregen begonnen we aan de beklimming van de berg. Andreas en ik hadden van te voren afgesproken dat we ons niet zouden laten duwen, trekken of andere wijze hulp zouden aanvaarden. Ons imago zou hier door geschaad kunnen worden. De wandelaars van de Ros Mars hadden hun eigen Rosa Mars lied. Andreas en ik zongen het natuurlijk wel mee met schaamrood op onze wangen.
Het Rosa Marslied
Wij wandelen vol vreugde , het leven is fijn!
Zijn jong en gezond, daarom willen we zijn
Een steun voor het zwakke gebrekkige kind,
Want dat is toch het doel, dat ons samen verbindt!
De Rosa op mars, ja, dat is een begrip!
Vooral voor scholieren een machtige trip!
En vraag je ‘waarom”, dan is onze repliek:
Wij wandelen vandaag, wij wandelen vandaag,
Voor de Maartenskliniek, voor de Maartenskliniek!’
De tekst over het zwakke gebrekkig kind paste absoluut niet bij het beeld wat we van ons zelf hadden. We waren niet gebrekkig en al helemaal niet ziek. We waren helden die de gevangenis ontvlucht waren om te laten zien dat we het zelfde konden als de mensen van buiten. In dit geval wandelen. Weer opgeladen door de tekst van de Rosa Mars, wat helder aangaf hoe onze mede wandelaars tegen ons aan keken, was ik nog meer als van te voren overtuigd van het nut van onze expeditie. We zouden de wereld laten zien dat mensen met een handicap net zulke mensen waren als de andere inwoners van Nijmegen. Maar eerst maar de leiding van de kliniek er van overtuigen dat integratie van gehandicapten noodzakelijk was om ons echt te laten emanciperen in de samenleving. Doelen moet je hoog in zetten, niet waar?
Niet duwen!
Andreas en ik maakte ons klaar om de berg te beklimmen. De mede wandelaars liepen de berg in alle rust op. Wij moesten al de spieren die we hadden gebruiken om de berg op te rijden. Niet alleen ons gewicht maar ook het gewicht van de rolstoel moesten we met onze armen naar boven zien te duwen. Het zweet liep ons van het gezicht maar uiteindelijk lukte het ons om, zonder hulp, de top van de berg te bereiken. Die hulp moesten we wel voortdurend afwijzen dus de volgende dag maakte ik een bord achter op de rolstoel met de tekst; ‘niet duwen a.u.b.’
Moe maar tevreden over onze prestatie wuifde we nog even naar onze portier die voor de hoofdingang van het ziekenhuis de wandelaars gade sloeg. Langs de kant stonden de verpleegsters en een aantal witte jassen die de snijkamers even hadden verlaten.
De omstanders wuifde naar alle wandelaars die inmiddels al weer door liepen. Op naar de kinderrevalidatie, waar het defilé zou beginnen. Helaas voor ons zouden onze broeders en zusters van de reuma afdeling vandaag niet aanwezig zijn. De hoofdnon van de Afdeling, zuster Gertrude had verordineerd dat ze niet naar het defilé mochten want dat was niet goed voor de reuma. Dit zou de absolute bedrust alleen maar verstoren. Nadat we de berg bij de Flat hadden beklommen hoorde we onze mede flatbewoners al klappen. De directie had zich inmiddels van hun stoel losgemaakt om al de wandelaars met een staande ovatie te belonen. Al zwaaiend met één hand, want dat kun je met een roadmaster. Met een gewone hand bewogen rolstoel kun je dat wel vergeten. Een trots gevoel maakte zich van ons meester we hadden het gered en een ovatie was ons deel. Bij het zien van onze rolstoelen met Andreas en mij werd het even heel stil bij het vak van de directie en de groepsleiding. Geschokt realiseerde een aantal van hun dat het goede doel nu echt mee liep en ook nog van het terrein waren af geweest.
Vermist?
Onze groepsleiding was achteraf blij ons te zien, want we waren inmiddels als vermist gemeld. De kameraden van het internaat die weer verplicht voor de flat zaten, om deel te nemen aan het defilé, klapten nog harder voor ons. Zeker nu ze door kregen dat we echt hadden mee gelopen. We werden als helden ontvangen en onze ontsnapping ging al snel als een lopend vuurtje door de menigte. Andreas en ik genoten van dit moment en met een Pauselijk knikje namen we weer afscheid om snel via de poort aan de achterkant van ons reservaat in de bossen van Berg en Dal te verdwijnen. Aan het einde van de middag konden we onze wandelkaart aftekenen bij de Kazerne. Toen we terug kwamen in ‘de Flat’ werden we enthousiast ontvangen door mijn kamer genoten. De groepsleiding was eerst boos, want als er iets gebeurd was buiten het terrein waren we niet verzekerd. Maar de prestatie vonden ze geweldig en we kregen officieel toestemming om de volgende dag het terrein te verlaten. De volgende morgen zouden we de laatste 40 km af leggen en ons welverdiende medaille opgespeld krijgen.
Trots als een pauw namen we hem in ontvangst. Mede naar aanleiding van onze ervaring en de gesprekken die we als actiegroep hadden met de marsleider de heer Rutten en onze directie zou 2 jaar later in 1976 besloten worden om het defilé van de gebrekkige kinderen te stoppen. De tijd van aapjes kijken was voorbij, melde de directie. De mars leider trok hieruit zijn conclusies en ook de opbrengst zou vanaf dit moment niet meer voor de gebrekkige kinderen zijn. Hij stond nu voor de opgave een nieuwe route uit te zetten en een nieuw goed doel uit te zoeken. De roerige jaren zeventig waren uiteindelijk ook doorgedrongen binnen de muren van de Maartenskliniek.
Als wij mensen met een handicap of chronische ziekte er niet waren geweest, dan had niemand de mond opgedaan, over toegankelijkheid van schoolgebouwen.
Als wij er niet waren geweest, niet hadden gedemonstreerd in Den Haag tegen alle bezuinigingsmaatregelen, dan sprak nu niemand over het inkomen en het PGB van mensen met een beperking.
Als wij er niet waren geweest, was er nog minder aandacht, voor werkplekken van mensen met een handicap.
Niet rooskleurig
Maar het blijkt al lang dat alleen onze stem, onze hardnekkig strijdlust en onze ultieme kracht om volledig te gaan voor onze rechten, weinig zoden aan de dijk lijkt te zetten. Want juist wij, staan er niet rooskleurig op voor de komende tijd.
Ongeveer twee weken geleden werd ik gebeld dat men van plan was om een Disability Pride te organiseren in Arnhem. Of we bereid waren om als Terug naar de bossen en Cabaret de Gemeentereiniging hier aan mee te werken.
Wij doen mee!
Beiden zeiden we “natuurlijk wij doen mee.”
Als Terug naar de bossen ondersteunen we dit soort mooie initiatieven. Fem Korsten, Petra van Boetzelaar (secretaris BOSK), Ierc Groot Kormelink en Gijs Horvers zijn de initiatiefnemers die op 6 oktober de eerste Disability Pride organiseren. Lees verder Uit de kast bij Disability Pride→
Aarzelend rij ik de klas binnen en stel me voor aan onze klassen lerares Juffrouw Lily een gezellige, wat gezette juf met donkere ogen, een bril die haar hele gezicht bedekte en zwart krullend haar. Ze heette me van harte welkom en wees me mijn plaats. Toen ik om me heen keek zag ik Wim van de slager zitten en nog een paar van mijn kamergenoten: Gerda, Gerrie en Ineke. Naast mij zat Dinie een groot uitgevallen meisje met een pokdalig gezicht en een kinnebak.
Ik knik haar vriendelijk toe en duik maar meteen in de boeken die voor mij op tafel liggen. Juf Lily legt het rooster uit van onze vakken en verteld dat we om 16.00 uur uit zijn. Maar dat we om 17.00 uur exact terug moeten zijn voor onze verplichte studie. Deze duurt tot 18.15 uur. Zuster Marie Louise zal toezicht houden op onze twee brugklassen.”Ze is veel strenger dan ik, het is goed dat jullie dat weten”, vertelde ze met een veel betekenende blik. Op dat moment valt er een pen van de tafel bij mijn buurvrouw Dinie. Ik wil haar helpen maar de tot dan toe zo rustige Dinie ontpopt zich als een echte kat. Ze sist, miauwt en steekt letterlijk haar nagels uit om ze met kracht in de bovenkant van mijn linkerhand te steken. Met een wel gerichte aanval ritst ze het vel van mijn hand open en met het bloed nog onder haar nagels, laat ze mij verbijsterd achter. Ik stamelde nog zo iets van: “Ik wilde je alleen helpen.” Juffrouw Lily pakt Dinie bij haar oor en brengt haar naar de gang om daar af te koelen. De juf had een geraffineerde techniek ontwikkeld, om je bij het oor te pakken. Ze had een soort van draaitechniek die alle eventuele argumenten om niet te luisteren, te niet deden. O ja, het deed wel zeer. Maar die keren dat ze het bij mij deed was vaak niet helemaal zonder reden! Dan legde ze me haarfijn uit, dat mijn oren van kraakbeen waren en ze dus niet konden breken. Later zouden we van haar niet alleen Duits krijgen. Ze had Duitse ouders. Ze gaf ook biologie en daar wist ze wel wat van. In ieder geval van de bot opbouw. Het tweede uur kregen we meneer Janssen hij gaf Nederlands al snel hadden we door, dat als je moest voorlezen en je begon steeds trager te lezen dan sukkelde hij bijna in slaap. Maar net als je dacht dat hij naar dromenland ging. Lees verder Sint Maartenskliniek 1971-1979 De kat. Deel 5.→
Broeder Tuck en ik waren weer eens onderweg na een actie van Terug naar de bossen in Den Haag. In mijn busje werd ik gebeld door Joke Visser of ik nog oudere gehandicapte kende. “Nee daar ga ik niet mee om, als jong gehandicapte, ik heb alleen contact met jongere.” Enigszins bedremmeld zei Joke: “ja,maar Jan ik bedoel jouw! Even was ik helemaal onthutst. Ik een oudere gehandicapte?
Vandaag hebben mijn ouders me naar de Maartenskliniek gebracht. Bij het afscheid geef ik mijn moeder een kus en mijn vader een hand. Pasja onze hond, geef ik nog een aai over zijn kopje en geef hem aan mijn ouders mee.
Ik zwaai naar de wegrijdende Mercedes, waarin pa en ma vertrekken. Pas over een maand zal ik ze weer zien, als ik het weekend naar huis mag. Nu begint mijn leven binnen de muren van een internaat in Nijmegen pas echt. Als 12 jarige jongen vecht ik tegen de kleine traan, die langzaam over mijn wang loopt. Ik verman mezelf en denk nog even terug aan de de vleeskeuring van de dokters, die ik net achter de rug heb. Erger zou het niet kunnen worden, of wel?? Van nature ben ik altijd een positief mens. Ik geloof in het leven! Maar was er van overtuigd dat je maar beter uit de handen kon blijven van de witte jassen (de dokters). Als dat gaat lukken kan het hier best nog leuk worden.
De school gaat uit
Rond etenstijd lopen we (als rolstoelgebruiker geef ik hiermee het tempo aan) terug naar mijn nieuwe huiskamer, samen met de blonde heks.
In de verte hoor ik een bel , later zou blijken de schoolbel van de Maartensschool.
Ik kijk naar buiten en zie dat er een groep van mank lopende kinderen, recht op de deur van onze flat af komt rennen. Met stokken van hout of ijzer. Klein en groot door elkaar, daarna allerlei verschillende rolstoelen. Daarachter, de mensen in bedden met angstaanjagende stellages. Zoals ik die ook nog wel kende uit het Gemeente ziekenhuis in Dordrecht. De invasie is begonnen. Ik rij met mijn rolstoel achter een pilaar om de meute langs me te laten rijden! Want ik had het gevoel, dat ze anders dwars over me heen zouden denderen. De groep verspreidde zich over de drie wandelgangen.
De flat
De benedenverdieping van de flat van de kinderrevalidatie bestond uit 4 gangen, die in een vierkant waren gebouwd. In het midden een binnentuin, met een oranje pierenbadje. Ooit geschonken door de plaatselijke Snackbar Groenen in Nijmegen. Je had de Dokter Bare straat, waar ik woonde in kamer 3. De kamers 1,2,3 en 4 waren de leefgroepen voor de wat oudere revalidanten. Als je uiteindelijk kamer 1 bereikt had, werd je kort daar op vrij gelaten. De deur van het reservaat ging dan open. Maar, dit zou nog een dikke 6 jaar duren.
Kamer 3
Tussen de twee kamers 3 en 4 in had je de theekeuken, verboden terrein voor ons. Dit was het domein van de groepsleiding. Het mengen van de twee huiskamers was uitdrukkelijk niet de bedoeling. Wij moesten als gezin samenleven in onze eigen kamer met onze vier moeders. De prinses Margriet straat ( Prinses Margriet had de flat in 1965 geopend) hier waren de dagverblijven van de kinderen tot 12 jaar. In de Dwarsgang zaten de kleintjes soms zelfs kinderen van 1 1/2 jaar oud. In iedere groep werkten 4 kinderverzorgsters en later groepsleidsters. Met 120 kinderen zaten we in de zogeheten laagbouw.
Onze slaapkamers
Onze slaapkamers bevinden zich op de eerste, tweede en derde verdieping. Ook hier is een heldere indeling, de kleintjes slapen als je de lift uitkomt rechts. In twee grote slaapzalen. Twaalf jongens en twaalf meisjes, gescheiden van elkaar. Iedere slaapzaal heeft een eigen badkamer en wc. Aan de linker kant waren twee kamers voor de jongens met ieder drie bedden, drie kasten en drie wastafels. Boven het bed hing een lampje en de alarmbel.
Daarna kwam de kamer van de non die ons s ’nachts in de gaten moest houden. Nonnen van Barmhartigheid die het beste met ons voor hadden, maar die je wel goed in de smiezen hielden. Daarnaast twee kamers voor de meisjes. Vanaf de eerste dag wordt ons helder gemaakt, dat wij, de jongens, zich niet in dit gedeelte mogen ophouden. Dat is verboden gebied. Helemaal aan het einde van het verboden gebied is het washok. Daar mogen we niet komen. Ons wasgoed moeten we iedere morgen naast de deur leggen en dan komt het van zelf weer terug in onze kast. Wie de kabouter is, die dit altijd deed weet ik anno 2013 nog steeds niet ik heb hem of haar nooit gezien! Op de hoogste verdieping, de vierde, hier wordt door mijn nieuwe kamergenoten met een heilig ontzag over gesproken. Want daar was de ziekenboeg. Als je hier werd opgenomen is dat geen goed teken! Wim mijn kamergenoot wilde mij als broekie wel even bang maken. Hij vertelde me dat velen na de ziekenboeg, in het lijkenhuisje terecht kwamen. Vanuit onze slaapkamer op de derde verdieping keken we hier op uit. Op de kinderafdeling in het oude Gemeenteziekenhuis had ik uitzicht op de Katholieke begraafplaats. Dus ik ben wel wat gewent. Maar hij vertelde me ook nog, dat als het lampje boven de deur van het lijkenhuis brandt er weer iemand was overleden. Dit lampje heb ik daarna nog vaak zien branden. Iedereen doet zijn uiterste best om niet in de ziekenboeg terecht komen fluisterde hij me in het oor.
Vanuit de vierde verdieping, de ziekenboeg, doet de nachtzuster s’ nachts haar ronde over alle vier de verdiepingen. Een nachtzuster voor 120 kinderen, kan me niet voorstellen dat dit nu nog zou mogen…..!
De reuma afdeling.
In het souterrain is de kinder-reuma afdeling ondergebracht. Deze afdeling was hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Hier mochten we onder geen beding komen, hier heerste rust, reinheid en regelmaat. De therapie bestond uit goudinjecties en bedrust, absolute bedrust en wij mochten die rust niet verstoren. Wie aan reuma lijdt, moet veel rust hebben, luidde de redenering. In de acute fase was volledige bedrust noodzakelijk volgens de deskundigen. Als de ziekte minder actief was, mochten de jongeren een deel van de dag opstaan. Zij moesten dan wel op de afdeling blijven. Om ernstige contracturen, met name aan de knieën, weg te nemen rekte de orthopeed de gewrichten onder narcose op. Vervolgens werden de benen zo recht mogelijk in gegipst. De jongeren die hier voor in aanmerking kwamen kregen een goudinjectie in de bilspier. Dit edelmetaal gold op dat moment als een van de meest werkzame medicamenten bij reumatoïde artritis. Soms was het effect spectaculair maar op langere termijn nam de werking af. Later bleek dat er ook veel bijwerkingen waren aan huid, lever en nieren. Met een ijzeren discipline bestierde zuster G…. ,door ons ook wel Opper non genoemd, de afdeling. Ondanks de angst om betrapt te worden terwijl we contact legden met de jongens en vaak leuke meiden, deden we dat natuurlijk wel! Door de leiding werd ons duidelijke gemaakt dat we dan het risico liepen van het internaat verwijderd te worden.